e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
injecteren injecteren: injecteren (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma, Maurits]), insprietsen: ešpritsǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zolder]) Belangrijkste stofbestrijdingsmethode bij de koolwinning. Een belangrijke vinding op het gebied van de stofbestrijding was het inpersen, injecteren, van water in de koollaag. Hiervoor werden op afstanden van 3 tot 5 meter voldoende diepe gaten in de kool geboord. Daarna werd het injectietoestel in het boorgat geplaatst. Als men water onder druk in het toestel liet stromen, drong het langs alle splijtvlakken en scheurtjes in de steenkool. Het bevochtigde als het ware de gehele koollaag tot een zekere diepte, waardoor koolwinning vrijwel zonder stofontwikkeling kon plaatsvinden (Handb. H. pag. 95). Het injecteren kon echter niet overal toegepast worden. Soms maakte het water het dak en de vloer slecht. In andere gevallen kon men het water niet in de kool persen, omdat er geen splijtvlakken en scheuren waren. [N 95, 781; N 95, 777; monogr.] II-5
inkappen, eerste slagen maken met de zicht inhouwen: ihǫu̯ǝ (Bleijerheide) De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f] I-4
inkarnaatklaver, franse klaver franse klee: fransǝ [klee] (Bleijerheide) Trifolium incarnatum L. Een 15 tot 60 cm hoge plant met helder scharlakenrode bloemhoofdjes die van mei tot juli bloeien. Het wordt in augustus gezaaid, levert in mei een flinke snee groenvoer op en wordt dan ondergeploegd. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; L 36, 35; monogr.] I-5
inkepen inkepen: ekēpǝ (Bleijerheide) Met behulp van de zaag of beitel een groef in het hout maken, meestal met als doel om daar een ander stuk hout in of aan te voegen. [N 53, 237b] II-12
inkerven kerf houwen: kɛrf hǫwǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), kerf slaan: kɛrf šloǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Een kerf in de koollaag maken. Daardoor verschaft de houwer zich een gunstige positie voor de ontkoling van het stuk in verband met de stand van de splijtvlakken. Respondenten uit Q 121 en Q 121a die invullen voor respectievelijk de mijnen Wilhelmina en Julia, verstaan onder "inkerven" een sleuf maken in de koollaag van ongeveer een meter tot op panddiepte. De laatstgenoemde zegsman merkt daarnaast op dat men op deze wijze de lagen vrij krijgt. Een andere invuller uit Q 121 schrijft voor de Domaniale mijn verder nog dat bij een ideale stand van de lagen, d.w.z. wanneer zij evenwijdig aan het vervoermiddel lopen, de winning eenvoudig kan plaatsvinden. Staan de splijtvlakken daarentegen dwars op het transportmiddel, dan zal in zo''n pijler een minimale prestatie worden geleverd ondanks een maximale prestatie van de koolhouwer omdat de kool versplintert en geen brokken levert. Een dergelijke pijler zal dus, indien de helling van de laag dit toelaat, gedraaid moeten worden. Defoin (pag. 86) merkt over "inkerven" op: "Om het front zijlings te kunnen aanvatten, moeten de kolenhouwers eerst een inkerving maken, hetgeen door twee naburige houwers doorgaans in samenwerking wordt gedaan op de grens tussen hun beider stokken." [N 95, 511; N 95A, 11 add.; N 95, 800; N 95, 393; monogr.] II-5
inkomsten inkomen: i-komme (Bleijerheide), loon: loeën (Bleijerheide), verdienst: verdeens (Bleijerheide) inkomsten, de ontvangsten, het inkomen [inkomende, inbeur?] [N 21 (1963)] III-3-1
inkuilen inkuilen: ekule (Bleijerheide) De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19] I-5
inleesten inleesten: elę̄stǝ (Bleijerheide) De schoen weer op de leest wringen, nadat deze voor een bepaalde bewerking ervan is afgehaald. [N 60, 162] II-10
inleggen (in een voor) leggen: lęgǝ(n) (Bleijerheide) Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
inmaakpot drijschilderbaar: dreͅi̯šeldərbār (Bleijerheide), inmaaksbaar: aarde Keulse of andere pot putsbaar voor drinkwater immaaksbaar voor zuurkool e.d. drieschilderbaar: de grootste hadden 3 schilden (merken)  emaaks˂bār (Bleijerheide), kappesbaar: kapəs˂bār (Bleijerheide), kompesbaar: kompəs˂bār (Bleijerheide), schilderbaar: šeldərbār (Bleijerheide) aardewerken pot van 30 liter || hoge, stenen pot met 1, 2 of 3 schildjes erop aangebracht naargelang de inhoud (10, 20 of 30 liter) || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || stenen baar waarin de zuurkool werd bewaard || zuurkoolvat III-2-1