e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inzakken, zich zetten breken: brę̄šǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), doorbuigen: dørxbø̄jǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), inzakken: ezakǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]), te brok gaan: tsǝ brox joǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]), zakken: zakǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]) Gezegd van de daklaag, wanneer deze zakt. Door de koolontginning maakt men ruimte in de koollaag. Door het enorme gewicht dat zowel op de koollaag als op de gesteentelagen drukt, willen de daklagen boven de gemaakte ruimte gaan zakken (Driessen pag. 152-153). Deze druk kan een steun zijn bij het werk van de koolhouwer, omdat ze een wat brekende werking uitoefent op de resterende koollaag. [N 95, 524; N 95, 389] II-5
inzepen insmeren met zeep: ešmīrǝ met zēf (Bleijerheide) Het gebruiken van zeep bij het gladmaken en openpersen van de naden. Volgens de informant van Q 198 wordt dit daar niet gedaan, omdat het stof dan tussen de naden blijft zitten. [N 59, 79; N 59, 186] II-7
inzouten inzouten: ¯t sjpek i¯zaotse  i’zaotse (Bleijerheide), pekelen: ¯t Vleesj pik¯kele  pik’kele (Bleijerheide), zouten: De bótter zaot¯se Inne jezaatse herrek  zaot’se (Bleijerheide) in de pekel zetten || inzouten || zouten III-2-3
jachtpak jagerrok: jäjer-rok (Bleijerheide) het jachtcostuum [N 59 (1973)] III-1-3
jachtschoen jachtschoen: jachsjong (Bleijerheide) Hoe noemt u in het algemeen een schoen die op jacht gedragen wordt? [N 60 (1973)] III-1-3
jacquetpak jacquet (<fr.): sjaket (Bleijerheide) het jacquet-costuum [N 59 (1973)] III-1-3
jagersjas loden mantel: Cfr. WNT sub lood, ss. loodmantel, minder juist voor loden mantel.  lode-mantel (Bleijerheide) groene jas met een plooi in de rug [N 59 (1973)] III-1-3
jak taille (fr.): Moeilijk leesbaar.  taille (Bleijerheide) damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] III-1-3
jaloers jaloers: sjaloeës’ (Bleijerheide), misgunstig: mis-jun’stieg (Bleijerheide) afgunstig || jaloers III-1-4
jam marmelade: marmelaat’ (Bleijerheide) jam III-2-3