e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kantbeitel kantbeitel: kaŋk˱bēsǝl (Bleijerheide), stembeitel: štɛmbēsǝl (Bleijerheide) Robuust uitgevoerde houtbeitel met een dik, smal beitelblad, waarvan de afgeschuinde zijkanten meestal bij elkaar komen en zo een rug vormen. Er bestaan echter ook bredere uitvoeringen van de kantbeitel. Zie afb. 65. Door de zware uitvoering van het blad is de beitel geschikt om met een hamer in het hout gedreven te worden. De wagenmaker gebruikt de kantbeitel onder meer voor het hakken van gaten in berries en naven. [N 53, 35c; N 53, 36-37; N G, 25a; monogr.] II-12
kantelaaf rabat: rabat (Bleijerheide) De dagzijde van een muuropening, voor zover die vóór een kozijn in het zicht komt. De breedte van de kantelaaf is afhankelijk van de dikte van de muur en de breedte van het kozijnhout. [N 32, 11e; N 55, 149a; monogr.] II-9
kanthout refelhout: rajfǝlhōts (Bleijerheide) Het langwerpig stuk hout, met inkepingen aan beide uiteinden, gebruikt om een siernaad aan te brengen langs de kant van het leer. Zie afb. 78. [N 36, 34; N 36, 33; N 36, 32; Li 1963, 34] II-10
kantje aan een profiellijst kantje: kɛntšǝ (Bleijerheide), winkellijstje: weŋkǝllīsjǝ (Bleijerheide) Een smalle, rechthoekige zoom in of aan een profiellijst, bijvoorbeeld om diverse profielen van elkaar te scheiden. [N 55, 160-161] II-12
kantklauw klauw: klǫw (Bleijerheide) Soort tang met schuin geplaatste bekken waarin men het werkstuk in een scheve stand in de bankschroef kan vastklemmen om er op deze wijze schuine kantvlakken aan te kunnen vijlen. Zie ook afb. 61. [N 33, 172; N 64, 50a] II-11
kantlikker coulisse: kǫwlis (Bleijerheide), randijzer: raŋkīzǝr (Bleijerheide) Het ijzeren instrument op een houten handvat waarmee men de kanten polijst door er was in te branden. Zie afb. 63. [N 60, 138a] II-10
kantoor bureau: byro (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]), kantoor: kantuǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma, Maurits]) Hoofdkantoor. De informant van Q 202 vermeldt dat het hoofdkantoor van de Oranje-Nassaumijnen ook "aquarium" werd genoemd vanwege de glazen wanden. De zegspersoon van Q 7 verstaat onder "de bureaus" het hele administratieve complex. [N 95, 25] II-5
kantplank hoogkantbred: hu.xkaŋk˱brɛt (Bleijerheide) Aan de staanders bevestigde, opstaande plank die moet voorkomen dat er materiaal van de steigervloer naar beneden valt. Zie ook afb. 18. [N 32, 3d; monogr.] II-9
kantrechten zomen: zø̄mǝ (Bleijerheide) De buitenste, met schors bedekte delen aan de smalle lengtezijde van plaathout haaks afzagen. [N 53, 21d] II-12
kantschaaf kantbreker: kantbręxǝr (Bleijerheide) Stalen instrumentje met holle voorkant waarmee men scherpe kanten afrondt aan de zijden van een leren riem. Zie afb. 74. [N 36, 36; Li 1963, 43] II-10