e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen schieten: šesǝ (Bleijerheide) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kies baktand: bakzank (Bleijerheide), bàktsàngk (Bleijerheide) kies [DC 01 (1931)] III-1-1
kieskauwen keuzen: keu’ze (Bleijerheide) traag eten III-2-3
kieskauwerig nazetig: na’zetieg (Bleijerheide), nazig: na’zieg (Bleijerheide) kieskeurig bij het eten III-2-3
kiezelbak zinken kiezelbak: tseŋkǝ kizǝlbak (Bleijerheide) Bak die op het platte dak wordt geplaatst om te voorkomen dat tijdens regen het losliggende grind van de dakbedekking in de afvoer spoelt. [N 64, 155e] II-9
kiezen whlen (du.): weële (Bleijerheide) kiezen III-1-4
kikker kruts: kröatsj (Bleijerheide) kikvors III-4-2
kikkervisje koelkop: koel’kop (Bleijerheide) dikkopje III-4-2
kin kin: kin (Bleijerheide), kìn (Bleijerheide) kin [DC 01 (1931)] III-1-1
kind (algemene benaming) kind: kink (Bleijerheide) kind [DC 03 (1934)] III-2-2