e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koolrabi, koolraap-boven-de-grond konrabelen: [konrabelen] (Bleijerheide) Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16] I-5
koolrabisoep reubensoep: rubbe-tsoep (Bleijerheide) Rapensoep (reubesop) [N 16 (1962)] III-2-3
koolwand kolenpand: koǝlǝpaŋk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), kolenstoot: koǝlǝštuǝs (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De wand van steenkool waartegenover de mijnwerker staat, als hij in de pijler kolen gaat delven. Zie ook de lemmata Pijler en Zijwand. [N 95, 475] II-5
koolwitje miepmop: koolwitje  mīēpmòp (Bleijerheide) vlinder, soort III-4-2
koolzaag kolenzeeg: koǝlǝzēǝs (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]), koǝlǝzēǝx (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Een lichte kerfmachine waarmee uit de hand wordt gewerkt. Volgens een invuller uit Q 121 werd de koolzaag met perslucht aangedreven. [N 95, 530; monogr.] II-5
koordje i.p.v. knoopsgat tresknoopslok (<fr.): Van Dale: tres, 1. boordsel of oplegsel van gevlochten goud- of zilverdraad of zijde.  ee tres-knoopsloch (Bleijerheide) een koordje i.p.v. een knoopsgat [N 59 (1973)] III-1-3
kop koplaag: kǫplǫax (Bleijerheide) De korte smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17c; N 98, 171; monogr.] II-8
kop van de pijler kop streb: kǫp [štreb] (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Eisden]), strebkop: [streb]kǫp (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het einde van de pijler, in het algemeen tevens het hoogste punt van de pijler. De woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma Pijler. [N 95, 280] II-5
kop van de schoof kop: kǫp (Bleijerheide) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4
kop verwijderen kop afsnijden: kop āfsni-jǝ (Bleijerheide) Nadat de kop afgehuid is, wordt hij van het lijf gesneden of gehakt. [N 28, 44; monogr.] II-1