e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppelijzer koppelijzer: kǫpǝlīzǝr (Bleijerheide) IJzer waarmee twee balken die met de kopeinden tegen elkaar op een muur liggen, met elkaar verbonden kunnen worden. [N 54, 127] II-9
koppeling driedelige koppelung: dręjdēlegǝ kǫpǝluŋ (Bleijerheide), koplung: kopluŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), koppel: kǫpǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), koppelung: kopǝluŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Koppeling, bestaande uit haak en oog, waarmee mijnwagens aan elkaar worden gekoppeld. [N 95, 678; monogr.; Vwo 12; Vwo 261; Vwo 454] || Verbindingsstuk voor buizen, bestaande uit twee draadstukken, die met behulp van binnen- of buitendraad op de te verbinden pijpen worden gedraaid en voorzien zijn van twee rechte of conische sluitvakken, die met een wartelmoer tegen elkaar worden getrokken. Zie ook afb. 264. Zie voor het woordtype Hollander ook het lemma ɛbuisverbindingɛ in WLD deel II.5, pag. 131.' [N 64, 117c; N 64, 117e] II-11, II-5
koppelteugel, koppelstang koppel: kǫpǝl (Bleijerheide) Verbinding tussen de bitten van de paarden van een tweespan, of teugel die het haam van het bijdehandse paard (het paard dat bestuurd wordt) met het bit van het vandehandse paard (het rechtse paard van een twee- of driespan) verbindt. [N 13, 36] I-10
koppenlaag koplaag: kǫplǫax (Bleijerheide) Laag in hun breedterichting liggende bakstenen. Zie ook afb. 38 en 41. [N 31, 23b; monogr.] II-9
koppenverband kopverband: kǫp˲vǝrbaŋk (Bleijerheide) Metselverband waarbij alle stenen in een laag met de kop in zicht komen. De steen ligt daarbij op zijn platte kant. Zie ook afb. 38. [N 31, 24b] II-9
koppenverdeellat maatlat voor koplaag: mǫaslats ˲vȳr kǫplǫax (Bleijerheide) Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder één steenkop plus één stootvoeg lang zijn. Zie ook afb. 28. [N 31, 8b; monogr.; div.] II-9
koppig eigenzinnig: ejezin’nieg (Bleijerheide), stierig: sjtie’rieg (Bleijerheide) eigenzinnig || koppig III-1-4
kopriem sterband: štirbant (Bleijerheide) Evenals bij de halster is er aan het hoofdstel een kopriem. Bij de halster ligt de kopriem achter de oren van het paard, waar hij bij het hoofdstel vóór de oren over het voorhoofd van het paard loopt. Bij enkele opgaven is het vaak niet uit te maken of het om de vorm kieuwriem of kiefriem gaat. Gekozen werd voor de vorm kief. [JG 1a; N 13, 25] I-10
kopse las koud aaneen: kǭt˱ anē (Bleijerheide) Verbinding van twee stukken hout in elkaars verlengde, waarbij de stukken haaks of schuin afgezaagd en koud tegen elkaar gelegd worden. [N 54, 41] II-12
kopspijker knobbelsnagel: (mv)  knubǝlsnęǝl (Bleijerheide), kopnagel: (mv)  kopnęǝl (Bleijerheide) De tamelijk dikke spijker met brede kop die tegen slijtage op de zool of de hak of voor de sterkte op de rand van de zool wordt geslagen. Volgens de informant van Q 121c worden kopnagels voor mijnschoenen gebruikt. [N 60, 201d3; N 60, 201d2; N 60, 201c] II-10