e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kransmolière kransmolire (<fr.): kransmolière (Bleijerheide) Hoe noemt u het model van tek. 210 (kransmoliäre?) [N 60 (1973)] III-1-3
kraspen griffel: jrefǝl (Bleijerheide), kratsstift: kratsštef (Bleijerheide) In het algemeen een werktuig waarmee de metaalbewerker de afmetingen van een werkstuk op het plaatmateriaal aftekent. Het bestaat doorgaans uit een spitse stalen of koperen stift die soms in een houten heft gevat kan zijn. Zie ook afb. 71. [N 33, 245; N 64, 82a; N 64, 82c; monogr.] II-11
kreeft krebs (du.): kribs (Bleijerheide) kreeft III-2-3
krent krent: krint (Bleijerheide) krent III-2-3
krentenbol krentenbroodje: krinte-bruuëtsje (Bleijerheide) Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)] III-2-3
krentenbrood krentenbrood: krintebroëd (Bleijerheide), krentenweg: krintewek (Bleijerheide), krin’tewek (Bleijerheide) brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || krentebrood || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)] III-2-3
kreupel zijn (het is/staat) kreupel: krøpǝl (Bleijerheide), stolper: štø̜lǝpǝr (Bleijerheide) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kreupele stijl kreupelstijl: krøpǝlštil (Bleijerheide) Stijl die het spantbeen steunt en rust op de zolderbalk. De kreupele stijl voorkomt dat het gebint kan vervormen. Zie ook afb. 49f. [N 54, 154; monogr.] II-9
kribbebijter kribbebijter: krebǝbisǝr (Bleijerheide) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
krielkip krielhoen: (mv)  krilhondǝr (Bleijerheide) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12