e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laarzenschacht hoge schacht: hoeg sjäfte (Bleijerheide), schacht: Mv. sjäfte.  sjaft (Bleijerheide) Hoe noemt u het deel van de laars dat het been boven de voet omsluit? [N 60 (1973)] || Kent u het woord schacht (of schaft), wat betekent het, hoe spreekt u het uit? [N 60 (1973)] III-1-3
laarzeschacht hoge schacht: (mv)  hūx šɛftǝ (Bleijerheide) Het gedeelte van de laars dat het been boven de voet omsluit. Volgens de informant van L 163a is een kamas een losse schacht op schoen of klomp. [N 60, 15b] II-10
labiel geplaatste ondersteuning knipval: knepval (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Een labiel geplaatste ondersteuning, een ondersteuning die dreigt het te begeven. [N 95A, 10; monogr.] II-5
ladder schuifledder: šȳflɛdǝr (Bleijerheide), stockledder: štǫklɛdǝr (Bleijerheide) De eenvoudigste uitvoering van de ladder bestaat uit twee ladderbomen die door middel van de sporten met elkaar zijn verbonden. De ladder kan van hout of aluminium zijn vervaardigd. De schuifladder bestaat uit twee of drie delen, die op de gewenste hoogte kunnen worden uitgeschoven. De secties steunen met metalen haken op elkaars sporten. Het uitschuiven van de delen gebeurt bij aluminium ladders met de hand, de delen van zwaardere houten ladders worden met behulp van een touw omhooggehesen. Zie ook het lemma "schuifladder" in Wld ii.9, pag. 206. [N 64, 89] II-11
ladderafdeling klim: klim (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), klimmegang: klø̜mǝjaŋk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), schachtledder: šātlɛdǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Het gedeelte van de schacht waar men door middel van ladders de ondergrond kan bereiken. De ladderafdeling wordt uit veiligheidsoverwegingen aangelegd. Hij wordt gebruikt wanneer het kooivervoer uitvalt. Uit de opmerkingen van de invuller uit Q 15 blijkt dat dit niet vaak is voorgekomen; genoemde zegsman heeft het op de mijn Maurits alleen meegemaakt tijdens een bombardement in de Tweede Wereldoorlog. [N 95, 87; monogr.] II-5
laddertrap open trap: ǫapǝ trap (Bleijerheide) Rechte trap zonder stootborden. De laddertrap bestaat uit twee bomen waarin de treden worden ingelaten. De treden worden door de bomen heen vastgespijkerd. Soms wordt het achtervlak van de trap van een houten beschieting voorzien. De trap dient vooral als tuin-, veranda- of keldertrap en is doorgaans steiler dan de gewone trap met stootborden. [N 55, 133] II-9
lade schot: mv ß‹s\\r  šōͅs (Bleijerheide) lade III-2-1
lade in de kleermakerstafel schot: šōas (Bleijerheide) De lade in de kleermakerstafel, waarin men opbergt wat nog niet wordt behandeld. Volgens de informant van Q 198 was er geen lade in de tafel. [N 59, 1b] II-7
ladegreep afhanger: āfhɛŋǝr (Bleijerheide), handgreep: haŋkjref (Bleijerheide) Handvat waarmee men een lade kan openen. Een ladegreep wordt met de hele hand vastgehouden, een ladetrekker slechts met enkele vingers. Zie ook afb. 161. [N 54, 108a-b; monogr.] II-12
lader laadjong: lātjǫn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De persoon die op de laadpunten de kolen in de mijnwagens laadt door het openen en sluiten van de laadbak. Indien aanwezig, bedient hij ook de wagentrekker of de lier waarmee de wagens verplaatst kunnen worden. [N 95, 141; monogr.; Vwo 229; Vwo 236; Vwo 461; Vwo 465; Vwo 666] II-5