e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leesthaak leestehaak: lę̄stǝhoak (Bleijerheide) Haak waarmee men de leest uit de opgemaakte schoen trekt. Boven in de leest zit een gat waar de leesthaak in past. Zie afb. 65. [N 60, 141a; monogr.] II-10
leewater leewater: lēwasǝr (Bleijerheide) Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.] I-9
lege wagen lege: lēǝjǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]), lege wagen: lēǝjǝ wān (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]) [N 95, 673a; monogr.] II-5
legger gal: jal (Bleijerheide), platte kraag: platǝ krāx (Bleijerheide) Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.] || Het liggend deel van een omvallende kraag. [N 59, 123b] I-9, II-7
legnest legnest: lē̜ ̞xnē̜ ̞s (Bleijerheide) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
leidekker leiendekker: lęjǝdɛkǝr (Bleijerheide) De man die daken van huizen, kerken en torens met leien dekt. Zie ook het lemma 'Daklei'. [N 64, 137e; N 30, 3e; monogr.; div.] II-9
leihaak leihaak: lajhǫak (Bleijerheide  [(meervoud: lajhø̜ǝk)]  ) Gegalvaniseerde of koperen haak waarin een lei wordt gehangen. Zie ook afb. 80. [N 64, 156f] II-9
leihamer leihamer: lajhamǝr (Bleijerheide) Werktuig gebruikt bij het dekken van leien daken. De kop van de leihamer heeft aan één kant een rond uiteinde en aan de andere kant een scherpe punt om spijkergaten in de leien te kunnen slaan. Zie ook afb. 81. [N 64, 158a] II-9
leilat deklijst: dęklī.st (Bleijerheide) Lat die het onderraam in zijn baan houdt. De leilat wordt op het raamkozijn geschroefd zodat men hem kan afnemen als het onderraam verwijderd moet worden. [N 55, 51] II-9
leischoenen geleischoenen: jǝlęjšǫŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), leischoenen: lęjsǫŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), strossboomschoenen: štrǭsbōmšǫŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]) Geleidingsschoenen van de schachtkooi die met enige speling om de geleidingsbomen van de schacht sluiten. [N 95, 97; monogr.] II-5