e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lelie (lilium) lilie (d.): lie’lieë (Bleijerheide) lelie III-2-1
lelietje-van-dalen meibloem: mai’blom (Bleijerheide), meiklokje: mai’klöks-je (Bleijerheide) lelietje-van-dalen III-4-3
lemmer scherpe kant: sjerpe kank (Bleijerheide) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lengte lengte: lɛŋdǝ (Bleijerheide) Benaming voor een verticaal genomen maat, in het bijzonder als tweede deel van een samenstelling als broeklengte, of voor een horizontaal genomen maat voor een verticaal deel van het kledingstuk, in het bijzonder als tweede deel van een samenstelling als mouwlengte. [N 59, 47a, N 62, 2b] II-7
lens zijn droog zijn: dryǝx ˲ziǝ, ˲zen (Bleijerheide) Gezegd van een pomp die geen water meer geeft. Volgens het Sittards woordenboek (pag. 322) kon dit worden veroorzaakt doordat de klep in de pompzuiger niet goed functioneerde. Daardoor liep het water terug in de pompput en zoog men bij het pompen lucht. Door water in de pomp te gieten, dreef men de lucht onder de zuiger weg en ontstond er een gesloten waterkolom in het pomphuis. [N 64, 135c; N 66, 51c; monogr.] II-11
lepe, doortrapte kerel filou (fr.): fal’loer (Bleijerheide), fie’loer (Bleijerheide), schlaue, een - (< du.): sjlauwe (Bleijerheide) achterbaks persoon, schurk || slim, sluw III-1-4
lepel lepel: leffel (Bleijerheide), lɛfəl (Bleijerheide) lepel || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepelboor lepelboor: lɛfǝlbǫar (Bleijerheide) Boorijzer voor hout met een lepelvormig uiteinde. Het snijvlak van de boor is half bolvormig. Zie ook afb. 74b. De lepelboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de voorgeboorde naven van karwielen verder mee uit zodat daar vervolgens de naafbus in geplaatst kan worden. [N 33, 329; N 53, 162a; N G, 31c; monogr.] II-12
lepelrek lepelenbred: leffelebret (Bleijerheide), lɛfələbrɛt (Bleijerheide) lepelrek || rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leren beenkap gamasche: kamasje (Bleijerheide) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3