e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loopslot dagslot: dāxšlǭs (Bleijerheide) Slot dat alleen van een dagschoot is voorzien die met behulp van een kruk wordt teruggeschoven en bij het loslaten van de kruk door een veer weer in de oorspronkelijke stand terugspringt. [N 54, 103f] II-9
loopzool halflap: hoaflap (Bleijerheide), loopzool: lofzoal (Bleijerheide) De onderste zool die het tredvlak vormt en in lengte de helft van de binnenzool is. [N 60, 93] II-10
loopzool [wld ii.10, p. 42] looplap: loaflep (Bleijerheide), loopzool: loofzoal (Bleijerheide) De onderste zool die het tredvlak vormt en in lengte de helft van de binnenzool is? (buitenzool, loopzool, onderzool, halfzool, halflap?) [N 60 (1973)] III-1-3
loos knoopsgat blind knooplok: bleŋk knōflox (Bleijerheide) Vals of loos knoopsgat. Zoɛn knoopsgat ziet er uit als een echt knoopsgat, maar is niet ingeknipt. Het wordt precies gemaakt als het echte, maar men moet wat kortere steken maken en niet zo diep in de stof steken.' [N 59, 141] II-7
lopen, gezegd van eenden waggelen: wagǝlǝ (Bleijerheide) [N 70, 2; monogr.] I-12
loper klazeman: kloͅazəman (Bleijerheide) loper (om deur open te maken) III-2-1
losse linnen halsboord losse kraag: losse kraag (Bleijerheide) halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] III-1-3
losse manchet losse manchet: losse manchet (Bleijerheide) manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)] III-1-3
losse veer valse veer: valšǝ vēr (Bleijerheide) Los latje waarmee twee vloerdelen, die aan beide zijden een groef hebben, met elkaar verbonden kunnen worden. [N 54, 132g] II-9
losvloer hängebank: hɛŋǝbaŋk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De plaats waar de mijnwagens uit de liftkooi worden gelost. Bij de hoofdschachten bevindt zich de losvloer in de schachttoren, bij blinde schachten is de mijngang die bij het bovenste gedeelte van de schacht uitloopt meteen de losvloer (Vanwonterghem pag. 187). [N 95, 691; monogr.; Vwo 484; Vwo 655; Vwo 767] II-5