e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijk jong van de geit bokje: bø̜kšǝ (Bleijerheide) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12
mannelijk kalf stierenkalf: stīrǝ[kalf] (Bleijerheide) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk kuiken haantje: hē̜nšǝ (Bleijerheide) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk schaap schaapsbok: šoǝfsbok (Bleijerheide) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke eend wendeler: wen’deler (Bleijerheide) woerd, mannetjeseend III-4-1
mannelijke geit geitenbok: jētǝbok (Bleijerheide) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu rekel: reë’kel (Bleijerheide, ... ) reu, rekel III-2-1
mannelijke kat, kater kater: ka’ter (Bleijerheide) kater III-2-1
mannelijke merel merelman: meë’leman (Bleijerheide) merel, mannetje III-4-1
mannenkleren mansluikleren: mans-luuj klei-er (Bleijerheide) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3