e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
metselkoord muursnoer: m ̇ūršnōr (Bleijerheide) Het koord dat men spant om daarlangs te metselen. Aan beide uiteinden kunnen twee priemen bevestigd zijn waarmee het koord in de voegen van het metselwerk wordt vastgezet. Zie ook het lemma 'priemen'. Het woordtype snoergerust (Q 121) was een benaming voor het metselkoord met toebehoren. Zie ook afb. 4. [N 30, 14a; monogr.] II-9
metselstenen bevochtigen begieten: bǝjesǝ (Bleijerheide) Metselstenen nat spuiten. Om een goede aanhechting tussen mortel en steen te verkrijgen, worden metselstenen doorgaans een avond vóór het verwerken bevochtigd. Dit voorkomt dat de droge steen tijdens het metselen te veel water uit de mortel opneemt. [N 31, 13a] II-9
metselzand muurzand: m ̇ūrzant (Bleijerheide), scherpe zand: šɛrǝpǝ zaŋk (Bleijerheide) Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.] II-9
metworst metworst: metwōēsj (Bleijerheide) metworst [N 06 (1960)] III-2-3
meubelbeslag garnituur: jarnitūr (Bleijerheide) Verzamelterm voor het bijeenhorende hang-en-sluitwerk en eventueel ander ijzerwerk dat op meubels wordt aangebracht. [N 54, 107a] II-12
meubelmaken schrijneren: šrīnǝrǝ (Bleijerheide) [monogr.] II-12
meubelmaker meubelschrijner: mø̄bǝlšrīnǝr (Bleijerheide), schrijner: šrīnǝr (Bleijerheide) Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.] II-12
meubelmakersbedrijf meubelbedrijf: mø̄bǝlbǝdrīf (Bleijerheide) Bedrijf waar meubels gemaakt worden. [N 55, 177b; monogr.] II-12
meubelmakersbedrijf voor fijne meubelen kunstbedrijf: køns˱bǝdrīf (Bleijerheide) Meubelmakersbedrijf dat fijne meubels maakt. [N 55, 177c] II-12
meubelmakersvak meubelvak: mø̄bǝlfax (Bleijerheide) Het vak van meubelmaker. [N 55, 171c] II-12