e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mug mug: muk (Bleijerheide) mug III-4-2
muggesteek muggesteek: møgǝštex (Bleijerheide) Beschadiging in de huid van een dier als gevolg van een muggesteek. [N 60, 7b] II-10
muilband, bovenste band van de schoof bovenste band: bø̜vǝstǝ(m) [band] (Bleijerheide) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muiltje slof: sjloffe (Bleijerheide) muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
muis muis: muus (Bleijerheide) muis [DC 35 (1963)] III-4-2
mussebek mussebek: (mv)  møšǝbɛkǝ (Bleijerheide) Bepaald soort spijker die slijtage van de hak moet tegen gaan. Volgens de informant van Q 253 is de mussebek een vierkante, korte, dikke spijker zonder kop, enigszins in de vorm van een omgekeerde pyramide met twee mm basiszijkant en acht tot tien mm hoog. [N 60, 201d1; N 60, 201d2; N 60, 201d3] II-10
muts: algemeen muts: mutsj (Bleijerheide), idiosyncr. strakke muts, werd ± 50 jaar geleden door oudere mensen gedragen  mutsj (Bleijerheide) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || muts, strakke ~, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] III-1-3
muur muur: m ̇ūr (Bleijerheide) Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld] II-9
muurblokken muurknabben: m ̇ūrknabǝ (Bleijerheide  [(aan elke deur drie links en rechts)]  ) Vierkante houten blokjes die men in de muur metselt, om er later de dagstukken van de deur op vast te maken. Volgens de invuller uit L 210 werden muurblokken in het noorden van Nederlands Limburg niet toegepast. [N 32, 11c; N 55, 19b; monogr.] II-9
muurdam, penant pfeiler: fęjlǝr (Bleijerheide), tussenstijl: tøšǝštil (Bleijerheide) Betrekkelijk smal stuk muur tussen twee vensters of tussen een venster en een andere muur. [N 55, 75; N 32, 12b; N 32, 14; monogr.] II-9