e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omslag van de broek omslag: umsjlaach (Bleijerheide) de omslag van de broek [N 59 (1973)] III-1-3
omslagboor boor met booromslag: bǫar met˱ bǫarømšlāx (Bleijerheide) Houtboor met een houten of metalen C-vormige booromslag waarmee een draaiende beweging wordt gegeven aan het boorijzer. Zie ook het lemma ɛomslagboorɛ in Wld II.11, pag. 84.' [N 53, 160c; monogr.] II-12
omslagdoek (alg.) plag: plak (Bleijerheide), plaksje (Bleijerheide) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek onder mantel of jak sjaal: sjall (Bleijerheide) omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omtrek, omvang omvang: um⁄vank (Bleijerheide), umkreis (du.): um⁄krais (Bleijerheide) omtrek || omvang III-4-4
onbewolkt klaar: kloar (Bleijerheide) helder, licht III-4-4
onder de douche staan poekelen: pukǝlǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]), rug wassen: røk wɛ̄šǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]) Gebruik was dat de mijnwerkers bij het douchen elkaar de rug wasten. Volgens een informant van Q 121 was dit gebruik op de Domaniale mijn na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) door Duitse werknemers ingevoerd. De informant uit Q 12 zegt dat dit gebruik in België niet bestond. Dit laatste wordt echter tegengesproken door de opgaven van Q 3 voor de mijnen Winterslag en Waterschei en L 422 voor de mijn van Eisden! De informant uit L 417 vermeldt daarentegen dat de mijnen Zwartberg en Waterschei aparte douchecellen kenden en dat het gebruik van elkaar de rug wassen daar niet bestond. [N 95A, 4; N 95, 71; monogr.] II-5
onderarmsuçon suçon: sizoŋ (Bleijerheide) Puntnaad die begint onder de oksel. [N 59, 94b] II-7
onderdelen nummeren nommereren: nomǝrīǝrǝ (Bleijerheide) De onderdelen van een nummer voorzien, opdat de constructie later gemakkelijker in elkaar gezet kan worden. Zie voor het woordtype paren ook het lemma ɛparenɛ in Wld II.9, pag. 111.' [N 53, 207] II-12
onderdorpel onderdorpel: oŋǝrdølpǝr (Bleijerheide) De onderste horizontale regel van een raam- of deurkozijn. Voor buitendeur- of buitenraamkozijnen werd de onderdorpel vroeger meestal uit eikehout of natuursteen vervaardigd, bij binnendeurkozijnen uit vure- of dennehout, soms uit eikehout. Tegenwoordig wordt ook hardhout, kunststof en metaal gebruikt. [N 55, 7c; monogr.] II-9