e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ontslag nemen (de) papieren vragen: papiǝrǝ vroǝgǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]), (zich) de papieren halen: dǝ papīǝrǝ hoǝlǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Wilhelmina]), de pin derop zetten: dǝr pe.n dǝrop zɛtsǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), kundigen: køndijǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Wilhelmina]), nalaten: noǝlǫsǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Als arbeider zelf ontslag nemen uit de dienst. Men moest een aantal dagen van te voren opzeggen, wilde men zonder loonverlies de werkovereenkomst verbreken. In de Belgische mijnen moest men minstens 14 dagen vooraf het mijnbestuur in kennis stellen van zijn ontslag (Defoin pag. 219). Ook woordtypen als "kundigen" of "(zijn) dagen doen" wijzen op een opzegtermijn. [N 95, 1000; monogr.; Vwo 100; Vwo 147; Vwo 148; Vwo 267; Vwo 268; Vwo 574] II-5
ontsmettingsmiddel kalk: kalk (Bleijerheide) Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b] I-4
ontsteker slaghoedje: šlāxhøtšǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), zünder: tsyndǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Apparaat waarmee de ontploffing van springstof op gang kan worden gebracht. Het slagpijpje is een koperen buisje van 6.5 mm diameter en 4 cm lang, dat een kleine hoeveelheid ontstekingspoeder bevat. Hierin liggen twee electrische draden tegenover elkaar. Zij zijn verbonden door een kleine brug uit zeer dunne platinadraad die begint te gloeien zodra de stroom er doorloopt (Defoin pag. 141). [N 95, 411; monogr.; Vwo 212; Vwo 564] II-5
onverantwoord kolen delven roven: rōvǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), stropen: štrø̄vǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]) Steenkool wegnemen op een plaats waar dit niet mag, of op onoordeelkundige wijze. Vooral het onverantwoordelijke aspect van het "ruppen/roppen" wordt door een aantal zegslieden benadrukt. Zo schrijft een respondent uit Q 113 dat men op de vier Oranje-Nassaumijnen met deze term bedoelde het weghalen van de kool achter de stijlen zonder ondersteuningen te plaatsen, terwijl een invuller uit Q 121 daar nog aan toevoegt dat dit op de Domaniale mijn gebeurde wanneer er te weinig wagens geproduceerd waren. [N 95A, 2; monogr.; N 95, 510] II-5
onweersbui donderschuil: don⁄dersjoel (Bleijerheide), gewitterschuil: jewiet⁄tersjoel (Bleijerheide), wolkenbreuk: wolkebroach (Bleijerheide) donderbui, onweersbui || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)] III-4-4
onweerx donderweer: donderwäer (Bleijerheide), gewitter (du.): jewiet⁄ter (Bleijerheide), jewitter (Bleijerheide), onweer: onwäer (Bleijerheide) onweer [N 22 (1963)] III-4-4
onzuivere kool aangebakken kool: ājǝbakǝ koǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), aangebrande kool: ājǝbraŋkdǝ koǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]), doorwassen kool: dørxwāsǝ koǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), onreine kool: onreŋǝ koǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), onręjnǝ kōl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale, Wilhelmina]) Kool met steen gemengd. Het woordtype "brandstenen" werd volgens Lochtman (pag. 184) gebruikt voor een bepaald soort onzuivere steenkolen met een matte schijn. Zij branden wel, maar slecht. [N 95, 525; monogr.] II-5
ooft appelringen: enk. appelrink  ap’pelring (Bleijerheide) gedroogde appelschijf III-2-3
ooftvlaai zwarte appelvladem: sjwazze appelvlaam (Bleijerheide) Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)] III-2-3
oog oog: auw (Bleijerheide), ooe (Bleijerheide) oog [DC 01 (1931)] III-1-1