e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overschoen overschoen: övversjong (Bleijerheide) Een schoen die over een andere aangetrokken wordt bij regenachtig weer? (overschoen?) [N 60 (1973)] III-1-3
overschot, restant rest: res(t) (Bleijerheide, ... ) overschot, restant III-4-4
overspanning, spanwijdte spanning: španuŋ (Bleijerheide) De afstand tussen twee tegenover elkaar liggende muren van een bouwwerk. Zie ook afb. 49c. [N 54, 152] II-9
overstikken dobbel stikken: dubǝl štekǝ (Bleijerheide) Naast de naad nog eens naaien. [N 59, 55; N 62, 9] II-7
overtrek bedtog: bɛttsox (Bleijerheide), tijk: tsex (Bleijerheide) overtrek || tijk, overtrek III-2-1
overvolle wagen overvolle: øvǝrvǫlǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Een overvolle wagen leverde volgens de invuller uit Q 121 een extra premie op voor de laadjongen. [N 95, 673 add.] II-5
overzetband zinken winkel: tseŋkǝ weŋkǝl (Bleijerheide) Band van zink tussen een plat dak en de aangrenzende muren. [N 64, 152d] II-9
paal van de weideafrastering weidepaal: węi̯ǝpoal (Bleijerheide) De meeste opgaven in dit lemma duiden op een paal uit de draadomheining rond een weide. Deze opgaven zijn ontleend aan de antwoorden op de vraag ø̄Hoe noemt u de paal van de weideafrastering?ø̄ (N 14, 64). Een aantal opgaven is ontleend aan de vraag naar het algemene woord voor ø̄paalø̄ (S 27). De antwoorden op beide vragen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 64; S 27; Vld.; monogr.] I-8
paalfundering fondament op palen: fundamɛnt˱ op pø̜̄l (Bleijerheide) Fundering waarbij het metselwerk steunt op houten platen en kespen die door ingeheide palen gedragen worden. Onder 'kespen' verstaat men oplegstukken die dwarsliggend op de koppen van de heipalen bevestigd zijn. Zij dragen de vloer waarop gemetseld wordt. Een fundering op palen wordt toegepast, wanneer de vaste grondslag voor het bouwwerk op grotere diepte dan 4 m beneden het maaiveld ligt. Uit de opmerkingen van de invullers uit L 210, L 320a, L 330, Q 99*, Q 113, Q 193 en Q 194 bleek, dat de paalfundering in met name Nederlands Limburg niet gebruikelijk was. [N 31, 4a] II-9
paard paard: pē̜ǝt (Bleijerheide) [JG 1a, 1b; A 3, 4; A 11, 4; L 4, 4; L 5, 27c; L 22, 21; L 23, 1b; Gwn 5, 9a; R -s-; S 27; S 49; RND 60, 74; Wi 6, 17; monogr.; add. uit N 18] I-9