e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plooirug zadel: zadǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Doordat de koollagen hun oorspronkelijke horizontale ligging hebben verloren, krijgen ze een bepaalde helling. Plooiingen van de laag waarbij de samenhang niet is verbroken, worden zadel en kom genoemd (MBK I pag. 20). Verloopt de plooiing naar boven, dan spreekt men van een zadel of plooirug. [N 95, 841; monogr.] II-5
plooitang omzettang: omzɛts-tsaŋ (Bleijerheide) Tang met twee dwars op de tangbenen staande, brede, platte bekken waarmee metalen platen in een rechte lijn gebogen kunnen worden. Zie ook afb. 172a-b. De tang wordt vooral voor klein buigwerk gebruikt, bijvoorbeeld als men op karwei is. Vuylsteke (pag. 113) kent het woord plooitang ook voor een dubbele ijzeren staaf waartussen men metalen plaat kan buigen. Vgl. hiervoor ook afb. 172c-e. [N 33, 167; N 33, 170; N 64, 9] II-11
plug plug: pløx (Bleijerheide), stop: što̜p (Bleijerheide) Kleine schroefbout met vierkante kop die wordt gebruikt voor het afsluiten van een buis. De plug wordt, in tegenstelling tot de kap, niet op, maar in het uiteinde van de buis vastgeschroefd. Zie ook afb. 270 en het lemma ɛkapɛ.' [N 64, 118e] II-11
po, nachtspiegel kamerpot: kamərpoͅt (Bleijerheide), nachtgeschier: nātjəšīr (Bleijerheide) nachtspiegel III-2-1
poetsborstel wichsborstel: wiksbyštǝl (Bleijerheide) De borstel voor het poetsen. [N 60, 143b] II-10
pofbroek pompboks: poem-boks (Bleijerheide), pomp-boks (Bleijerheide) een plusfour (pofbroek, drollenvanger, bugelbroek) [N 59 (1973)] || plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)] III-1-3
poffen plakken: vgl. Kerkrade Wb. (pag. 203): plakke, op de pof kopen.  plakke (Bleijerheide), poffen: poeffe (Bleijerheide), pufǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)] || Gezegd van de vloer van een mijngang die door de druk omhoog komt. De invuller uit Q 15 merkt hierover voor de mijn Maurits op dat het "zwellen" vooral voorkwam, wanneer het vloergesteente van de gang zachter was dan het dakgesteente. [N 95, 388; N 95, 932; N 95, 387; monogr.; Vwo 456; Vwo 612; Vwo 721; Vwo 860] II-5, III-3-1
poffertje poffeltje: püffelsje (Bleijerheide) Poffertje [N 16 (1962)] III-2-3
pofmouw pofmouw: poef-mouw (Bleijerheide), pofmouw (Bleijerheide), Aan schouder gerijgd en nabij elleboog aansluitend.  poefmouw (Bleijerheide), Lange mouw, boven geplooid en onder aansluitend (schinkel-ärmel) bij moeders bruidskleed (1896).  puntmouw (Bleijerheide) Mouw met een bolstaande plooi. [N 62, 34b; MW; monogr.] || pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)] || Welke soorten mouwen kent U (pofmouw, puntmouw etc.?). Beschrijf hoe deze er uit zien [N 62 (1973)] II-7, III-1-3
poken oprakelen: opriəkələ (Bleijerheide), opstokelen: opštøxələ (Bleijerheide), rakelen: røͅakələ (Bleijerheide), stokelen: štøxələ (Bleijerheide) oppoken, opstoken || oprakelen, opporren || poken || poken, rakelen III-2-1