| 18610 |
pyjama |
pyjama {pijama}:
pyama (Q121c Bleijerheide)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 19079 |
raad |
raad:
road (Q121c Bleijerheide)
|
raad
III-1-4
|
| 19225 |
raadsel |
raadsel:
röad’sel (Q121c Bleijerheide)
|
raadsel
III-1-4
|
| 27904 |
raam |
houtgeräms:
hōtsjǝrɛ̄ms (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
raamwerk:
rāmwɛrk (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
uitbouw:
ūsbǫ.w (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei]),
venster:
venstǝr (Q121c Bleijerheide
[(+)]
),
vensterraam:
venstǝrrām (Q121c Bleijerheide)
|
Ondersteuning, bestaande uit twee stijlen, een kap en een vloerbalk. [N 95, 315; monogr.] || Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-5, II-9
|
| 31761 |
raam van de spanzaag |
zegenboog:
zē̜ǝjǝbǫax (Q121c Bleijerheide),
zegenraam:
zē̜ǝjǝrām (Q121c Bleijerheide)
|
Het houten raam waarin het blad van de spanzaag bevestigd is. Zie ook afb. 18. [N 53, 6b; N I, 1 add.; monogr.]
II-12
|
| 30330 |
raamhaak |
winkelhaak:
weŋkǝlhǫak (Q121c Bleijerheide
[(meervoud: weŋkǝlhø̜ak)]
)
|
IJzeren of koperen winkelhaak die op de vleugels van ramen wordt geschroefd om het doorhangen ervan te voorkomen. [N 55, 63]
II-9
|
| 30309 |
raamhandvatten |
handgrepen:
haŋkjrefǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De handgrepen die op de onderdorpel van het onderraam bevestigd zijn. [N 55, 52a]
II-9
|
| 30354 |
raamknip |
snapper:
šnɛpǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Schuif die vooral bij klepramen en bovenlichten wordt gebruikt. Het bestaat uit een platte stang van ijzer of koper, de schoot, die schuifbaar in een metalen busje is aangebracht. In het busje is om de schoot een veertje bevestigd. Dit zorgt ervoor dat de schoot, na uitgetrokken te zijn, onmiddellijk in de beginstand terugschiet. [N 54, 97]
II-9
|
| 30305 |
raamkoord |
koord:
kǫat (Q121c Bleijerheide),
vetkoord:
vɛtkǫat (Q121c Bleijerheide)
|
Het koord dat bij een schuifraam de verbinding vormt tussen het onderraam en de tegengewichten. [N 55, 49f]
II-9
|
| 30311 |
raampen |
slietpin:
šlespen (Q121c Bleijerheide)
|
Koperen of ijzeren pen waarmee het onderraam van een schuifraam vastgezet kan worden. De raampen wordt daartoe in een gat gestoken dat, door de raamstijl heen, tot in de sponning van de kozijnstijl is geboord. De pen wordt met een kettinkje aan het belegstuk of de koplat bevestigd om zoekraken te voorkomen. [N 55, 53]
II-9
|