| 19921 |
rolluik |
rolslag:
rǫlšlāx (Q121c Bleijerheide)
|
Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.]
II-9
|
| 30292 |
rolsloten |
deurrollen:
dȳrrǫlǝ (Q121c Bleijerheide),
schuifdeurrollen:
šȳǝf˱dȳrrǫlǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Constructie waarop of waaraan schuifdeuren zijwaarts kunnen worden open- en dichtgeschoven. Men onderscheidt boven- en onderrolsloten; de eerste worden boven aan de deur bevestigd, terwijl de tweede in de onderdrempel van de deur worden ingelaten waarbij deze over een rail lopen. [N 55, 32f-h]
II-9
|
| 22443 |
rommelpot |
rommelpot:
rommelpot (Q121c Bleijerheide)
|
foekepot [VC 27 (1962)]
III-3-2
|
| 20705 |
rond wittebrood |
ronde weg:
ronge wek (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide)
|
Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] || rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)]
III-2-3
|
| 31385 |
ronde vijl, rattenstaart |
rattenstaart:
ratǝštats (Q121c Bleijerheide
[(meervoud: ratǝštɛts)]
)
|
Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.]
II-12
|
| 27918 |
rondhout van een platte kant voorzien |
aanplatten:
āplatǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Een rondhout geheel of gedeeltelijk van een platte zijde voorzien. Volgens de invuller uit Q 33 werd dit werk op de mijn Emma vooraf in de zagerij gedaan. [N 95, 308; monogr.]
II-5
|
| 27525 |
rondleiding |
de kuil laten zien:
dǝ kul Iǫsǝ ziǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
hoog bezoek:
huǝx bǝzøk (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
rondgang:
roŋkjaŋk (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Wilhelmina])
|
Rondleiding van met name hoogwaardigheidsbekleders door het boven- en ondergrondse gedeelte van de mijn. [N 95, 997; monogr.]
II-5
|
| 31867 |
rondschaven |
een poekel schaven:
ǝnǝ pukǝl šāvǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De kant van een stuk hout, bijvoorbeeld van een tafelblad, door schaven rond maken. [N 53, 106]
II-12
|
| 31885 |
rondvijlen, rondraspen |
rondvijlen:
roŋk˲vilǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Een werkstuk met houtvijl of houtrasp geheel of gedeeltelijk rond maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij gebogen stukken die niet geschaafd kunnen worden om de slagen van de zaag eruit te halen (Vanherp, pag. 195). [N 53, 158d]
II-12
|
| 24237 |
roodborstje |
roderborstje:
roeë’derbus-je (Q121c Bleijerheide)
|
roodborstje
III-4-1
|