e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roompot roombaar: rōmbār (Bleijerheide) Stenen pot waarin men de room bewaart. [N 12, 59; A 7, 15; JG 1d, 2c; monogr.] I-11
roomschotel plateel: platīǝl (Bleijerheide) Aarden schotel waarin men de versgemolken melk enige tijd laat staan, totdat de room bovendrijft. Vergelijk ook het lemma ''aarden pot'' in wld II.8, blz. 25-26. [N 12, 60; JG 1c, 2c; add. uit N 5A (I] I-11
roos (rosa) roos: roeës (Bleijerheide), rozen-stock: roeë’zesjtok (Bleijerheide) roos || rozestruik III-2-1
roskammen kemmen: kē̜mǝ (Bleijerheide) Met borstel en kam - zie het volgende lemma - reinigen. [N 8, 102] I-9
rosmolen gpel (du.): d’r jöbel (Bleijerheide), gōpel (du.): jø̜bǝl (Bleijerheide) De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] || dorsmachine: draaiend wiel met boom dat door een trekpaard wordt voortgedreven om de dorsmachine te doen werken [N 14 (1962)] I-4, I-7
rossig (kleur) roodlig: rüed⁄lieg (Bleijerheide), rossig: ros⁄sieg (Bleijerheide), vos: voes (Bleijerheide), vossig: voes⁄sieg (Bleijerheide) rossig III-4-4
rot rot: Inne rótte appel  rót (Bleijerheide), vuil: vū.l (Bleijerheide) rot III-2-3
rotstraal rotstraal: rǫtstrǭl (Bleijerheide) Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.] I-9
rotten vuilen: voel’le (Bleijerheide) rotten III-2-3
roulette roulette: rulɛtǝ (Bleijerheide) Instrument, bestaande uit een al of niet afgeschuind tandwieltje op een asje gemonteerd, waarmee men een sierkarteltje maakt op de zijkant van de hak of de zool. Zie afb. 59. [N 60, 125] II-10