e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
savooiekool groen gemeus: jrön jemus (Bleijerheide), savooi: sjavouw’ (Bleijerheide), savooiekool: sjavouwe koeël (Bleijerheide) [N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)] || savooiekool I-7, III-2-3
schaaf hobel: hubǝl (Bleijerheide), schaaf: š ̇āf (Bleijerheide), šāf (Bleijerheide) Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.] II-12
schaafafval hobelspenen: hubǝlšpīǝnǝ (Bleijerheide), schaafspenen: šāfšpīǝnǝ (Bleijerheide) Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.] II-12
schaafbank, voegbank richtblok: richtblok (Bleijerheide) Zware, houten balk, waarin één of twee opwaarts gerichte schaafbeitels zijn aangebracht. De schaafbank steunt aan één zijde op twee poten; de andere zijde rust op de grond. Op de schaafbank krijgt de duig zijn definitieve vorm. [N E, 18; N E, 19a; N 53, 83; A 32, add.] II-12
schaafbeitel hobelmes: hubǝlmɛts (Bleijerheide), schaafbeitel: šāf˱bēsǝl (Bleijerheide) De snijdende beitel van de houtschaaf, die met een spie in het schaafblok vastgeklemd zit en een beetje uitsteekt buiten de schaafzool. Zie ook afb. 31c. Veel schaafbeitels zijn aan de bovenzijde verbonden met een keerbeitel. Zie ook het volgende lemma. [N 53, 54f; monogr.] II-12
schaafketting, schaafkabel hobelketten: hōbǝlkɛtǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), kabel: kabǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ploegketten: ploxkɛtǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]), staaldraadkabel: štoǝldroǝtkābǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) De ijzeren ketting of stalen kabel waarmee de schaaf van de koolploeg langs het koolfront heen en weer wordt getrokken. Op de mijn Maurits waren volgens de invuller uit Q 15 zowel schaven als ploegen in gebruik. Een schaaf was soms kleiner dan een ploeg. In zo''n geval liet men meerdere schaven langs het front lopen. Deze waren onderling verbonden met een staalkabel. De ploeg daarentegen was zwaarder en werd daarom voortbewogen door middel van een ketting. [N 95, 602; monogr.; N 95, 663] II-5
schaafmachine schaafmachine: šāfmašiŋ (Bleijerheide) De algemene benaming voor de machine waarmee hout mechanisch wordt geschaafd. Er bestaan verschillende schaafmachines, zoals de vlakbank, de vandiktebank en de viervlakmachine. Zie ook deze lemmata. [N 53, 85a] II-12
schaafspie kijl: kī.l (Bleijerheide) De houten spie waarmee schaafbeitel en keerbeitel in het houten schaafblok worden vastgeklemd. Zie ook afb. 31e. [N 53, 54h; monogr.] II-12
schaafstreek hobelstreek: hubǝlštrex (Bleijerheide) Een strijkende beweging met de schaaf over het hout. [N 53, 121] II-12
schaal schaal: wordt minder gebruikt  schaal (Bleijerheide) schaal; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1