e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schachtkool mascherang: mašǝraŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), māšǝraŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Ongesorteerde kolen vermengd met stenen. Het woordtype "schachtkolen" werd volgens een invuller uit Q 121 op de Domaniale mijn gebruikt voor ongezeefde kolen die vroeger als deputaatkolen aan de mijnwerkers werden verstrekt. Zie ook het lemma Deputaatkolen. [monogr.; N 95, 461; N 95A, add.] II-5
schachtput kuip: kūp (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits]) Ruimte in de nabijheid van de schacht, meestal dicht onder de onderste verdieping, waarin het water dat op de verdiepingen vrijkomt, samenstroomt. [N 95, 789; monogr.] II-5
schachtton kiebel: kibǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schachtkiebel: šātkibǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), schachtton: šāttǫn (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Ton die gebruikt wordt om bij het delven van de schachten personeel en materiaal naar beneden te laten en losgemaakte stenen naar boven te hijsen. [N 95, 77; monogr.; Vwo 39; Vwo 379] II-5
schachtwiel kabelschijf: kābǝlšīf (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), schachtrad: šātrat (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), zeelschijf: zēlšīf (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De twee of vier grote kabelschijven die in de schachtbok zijn gemonteerd. Via deze schijven loopt de kabel die de verbinding vormt tussen de kooien en de ophaalmachine. Twee kabelschijven draaien steeds paarsgewijs maar in de omgekeerde richting, omdat de ene kooi daalt terwijl de andere stijgt. Het woordtype "molette" is volgens de invuller uit K 361 verouderd. [N 95, 75; N 95, 80; monogr.; Vwo 523] II-5
schaft botterham: botram (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), schafttijd: šaftsit (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) De invuller uit Q 121c merkt voor de Domaniale mijn op dat de schaft duurde van half elf tot kwart voor elf. [N 95, 55; N 95, 53a; N 95, 53b; N 95, 50; monogr.; Vwo 494; Vwo 498; Vwo 679] II-5
schaftboterhammen botterhammen: botǝramǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kuilbotterhammen: kulbotǝramǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Boterhammen die mee ondergronds werden genomen. "Dobbelen" waren dubbele boterhammen die men at tijdens de pauze. [N 95, 51; monogr.] II-5
schaften botteren: botǝrǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Emma, Maurits]), botterham eten: botram ē̜sǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), botǝrham ę̄sǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), botterham maken: botǝrham māxǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), schaften: šaftǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690] II-5
schaftlokaal eetboede: ɛ̄sbūt (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), eetlokaal: ɛ̄slokāl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schaftlokaal: šaflokāl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Lokaal waar men de boterhammen verorbert. [N 95, 6] II-5
schalmmes smal mes: šmāl mɛts (Bleijerheide) Het mes waarmee men het leer schalmt of schift. Volgens de informant van Q 18 is een schalmmes aan één kant wat gebold en volgens de informant van L 163a is het een soort overleermes. Later is volgens de informant van L 293 voor het schalmmes een schalmmachine in de plaats gekomen. [N 60, 50b] II-10
schalmplank schalmbredje: šalmbrɛtšǝ (Bleijerheide) Het houten blok of de plank waarop men het leer schalmt ofwel afschuint. Volgens de informant van L 293 schalmt men overleer op glas en zoolleer op een plank. [N 60, 51a] II-10