e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schroevendraaier voor de booromslag schroevendraaier voor de boorwinde: šruvǝdriǝnǝr vȳr dǝ bǫarweŋ (Bleijerheide) Een schroevendraaier die in de boorhouder van de booromslag kan worden bevestigd. [N 53, 136] II-12
schrokken invaren: Jong, wat kan deë i¯vare  i’vare (Bleijerheide) schrokken III-2-3
schudgoot schütteles: šytǝlǝs (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Toestel bestaande uit een aantal metalen, gootvormige platen, een motor en andere onderdelen. Dankzij de schuddende beweging van het apparaat kunnen in een licht dalende mijngang kolen en stenen verplaatst worden. [N 95, 612; N 95, 614; monogr.; Vwo 77; Vwo 83; Vwo 693] II-5
schudgootbaas schüttelbaas: šytǝlbās (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De man die verantwoordelijk is voor de bediening en het onderhoud van de schudgoot. "De schudgootmeester moet voornamelijk waken op de aansluiting van de verschillende gootelementen van een installatie die behoorlijk aaneengeschroefd moeten zijn. Daarvoor gebruikt hij een schroefsleutel waaraan hij zijn naam van "bakkensleutel" of "bakkenbouter" te danken heeft" (Defoin pag. 193). De schudgootbaas had in de Nederlandse mijnen dezelfde functie als de voorman. Het woordtype "posthouwer" (Q 35, Q 112a) duidt daar dan ook op. Zie ook de lemmata Voorman, Ploegbaas en Toewijzen. [N 95, 158; monogr.; Vwo 78; Vwo 79; Vwo 82; Vwo 237] II-5
schudgootmotor schüttelmotor: šytǝlmotōr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]), šytǝlmōtǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), šøtǝlmōtǫr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]), zwillingsmotor: zwiliŋsmōtǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De vaak door perslucht aangedreven motor die de schudgoten in beweging brengt. Volgens de invuller uit Q 202 was de "rutschenmotor" voor de opwaartse beweging van de schudgoot verantwoordelijk en de "tegencilinder" voor de neerwaartse. De "Flottmannmotor" of "hubmotor" werd volgens de respondent uit Q 113 evenwijdig ten opzichte van de schudgoot geplaatst, de "Eickhoffmotor" daarentegen haaks op de goot. [N 95, 613; monogr.; N 95, 618; N 95, 619] II-5
schudgotentoer rutschentoer: rutšǝtūr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schütteles: šytǝlǝs (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]), schütteltoer: šytǝltūǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Een reeks schudgoten die bij één motor behoort en als zodanig één geheel vormt. De invuller uit Q 3 merkt daarover voor de mijnen in Winterslag en Waterschei op dat een "bakkeninstallatie" bestaat uit twaalf tot vijftien bakken van drie meter lengte, terwijl de respondent uit Q 121a schrijft dat een schudgotentoer in de mijn Julia zeventig meter lang was. [N 95, 614; N 95, 612; monogr.] II-5
schudhamer rüttelhamer: rytǝlhamǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vuizer: vysǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]) Pneumatische hamer die tijdens het laden met korte stoten tegen de mijnwagens slaat. Hierdoor zakken de kolen in elkaar zodat er meer in een wagen geladen kan worden. [N 95A, 6; monogr.] II-5
schudzeef schüttelzeef: šytǝlzēf (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), schüttelzift: šytǝlzef (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]), zift: zef (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Sorteerzeef. Van de wasserij gaan de kolen naar de sorteerzeven, waar zij naar grootte worden gescheiden. [N 95, 101; monogr.] II-5
schuier klederborstel: kleierbusjtel (Bleijerheide), kleͅi̯ərbøštəl (Bleijerheide) borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || kleerborstel III-2-1
schuifdeur schuifdeur: šȳǝf˱dȳr (Bleijerheide) Op rollen lopende of aan rollen hangende deur die zijwaarts opengeschoven kan worden. [N 55, 32a; monogr.] II-9