e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
seingever aan de schel zijn: an dǝ šɛl ziǝ/zen (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), aanslager: anšlę̄ǝjǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zolder]), schachtman: šātman (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Verantwoordelijke voor het seingeven bij het dalen en stijgen van de liftkooien. Seingevers bevinden zich aan iedere hoofdschacht, zowel onder- als bovengronds, en ook aan de tussenschachten en op- en neerbraken. Zij bedienen de lift en zijn vaak belast met het in- en uitladen van de mijnwagentjes (Vanwonterghem pag. 60). Zie voor het woordtype "klopper" (Q 117) ook het lemma Seinen Geven. [N 95, 132; N 95 133; monogr.; Vwo 109; Vwo 110; Vwo 700] II-5
seksen keuren: kȳrǝ (Bleijerheide) Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b] I-12
selderij selderij: tsel’derij (Bleijerheide) selderie I-7
seneblad senneblader: tsin’nesblaar (Bleijerheide) senaabladeren III-4-3
serge serge: serge (Bleijerheide) Licht gekeperde wollen stof waarvan de inslag minder glad en minder dicht is dan de ketting en slechts weinig in het gezicht komt. Volgens de informant van Q 16 is sergette serge waarin zijde is verwerkt. [N 62, 75d; N 59, 201] II-7
sering flieder: flie’der (Bleijerheide, ... ), flieder (d.): flīdər (Bleijerheide), groffelsnagel: jrof’felsnaal (Bleijerheide, ... ), seringen  jroffelsneël (Bleijerheide, ... ) sering I-7, III-2-1, III-4-3
siergaatjestang sierlokertang: tsę̄rlø̜xǝrtsaŋ (Bleijerheide) De tang waarmee men siergaatjes maakt. [N 60, 46e] II-10
sierkleedje, antimakassar dekje: dɛkšə (Bleijerheide) sierkleedje, kinderdekentje III-2-1
sierlijke omslagdoek omslagdoek: ömsjlaasch-doch? (Bleijerheide) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sierrozet rozet: rozɛt (Bleijerheide) Een roosvormige versiering. [N 60, 34a] II-10