e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sleedoorn sleedoorn: sjlieë’doar (Bleijerheide) sleedoorn III-4-3
sleepcultivator, veertandeg cultivator: [cultivator] (Bleijerheide) Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10] I-2
sleepruim kriek: krik (Bleijerheide) sleepruim III-4-3
slepende muur terug hangen: tsǝrøk haŋǝ (Bleijerheide) Muur die naar binnen terugwijkt. Wanneer zo'n muur in Q 19 met behulp van het schietlood werd gecontroleerd, zei men: 'het lood sleept' ('ǝt lwǫat šlęp'). [N 31, 11b; monogr.] II-9
sleper schlepper: šlɛpǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Algemene benaming voor ongeschoolde, ondergrondse mijnwerkers die zich met het vervoer bezighouden. Een respondent uit Q 121 merkt dan ook op dat de sleper bijvoorbeeld niet mocht roven. [N 95, 142; N 95, 585; monogr.; Vwo 115; Vwo 373; Vwo 713] II-5
sleutel sleutel: šløsəl (Bleijerheide) sleutel III-2-1
sleutelbloem sleutelbloem: sjlus’sel(s)blom (Bleijerheide) sleutelbloem III-4-3
sleutelbos sleutelsbond: vgl Hgd Schlüsselbund  šløsəls˂bont (Bleijerheide) sleutelbos III-2-1
sleutelgat sleutelslok: šløsəlslōͅx (Bleijerheide) sleutelgat III-2-1
sleutelplaat sleutelplaat: šløsǝlplāt (Bleijerheide) Metalen dekplaat die over een sleutelgat wordt bevestigd. In de plaat is een opening aangebracht, waardoor men de baard van de sleutel in het slot kan steken. Zie ook afb. 162. [N 54, 107b] II-12