e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spar den: den (Bleijerheide) den, spar III-4-3
spatpen noodtap: nūǝttsap (Bleijerheide) Het kleine deel van een pen dat bij het menageren niet wordt weggehaald. Het heeft tot doel het kromtrekken van de verbinding te verhinderen. Zie ook afb. 140. [N 54, 62b] II-12
speciebord voegplaat: vōxplāt (Bleijerheide) Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.] II-9
speculaas speculatius: sjpekelatius (Bleijerheide) speculaas [N 29 (1967)] III-2-3
speculaasplank prentevorm: prentǝvǫrm (Bleijerheide) De houten koekvorm waarin het deeg voor speculaas wordt gedrukt. [N 29, 90; monogr;] II-1
speen van de koe deem: dē̜m (Bleijerheide) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
speerhaak speerhaak: špērhǭk (Bleijerheide  [(mv špē̜rhø̜̄ǝk)]  ) Een klein soort aambeeld met twee spitse hoorns dat door metaalbewerkers wordt gebruikt bij het smeden van kleine voorwerpen, het buigen van kleine ringen en het haaks omzetten van stroken plaatijzer. Doorgaans is één hoorn rond en de andere vierkant. De speerhaak wordt met zijn staart, het aangepunte uiteinde aan de onderzijde van het werktuig, in een houten blok of in de bankschroef vastgezet. Zie ook afb. 18 en 19. De woordtypen varkensrug (Q 117, Q 118), korte ezel (L 329) en klopijzer (L 423) zijn benamingen voor een kleine speerhaak waarvan het werkvlak een lichte bolling vertoont. Het werktuig wordt door Van Houcke (pag. 98) ɛketelmakersbegorieɛ genoemd. Het woordtype kromme staak (L 329) is de benaming voor een L-vormige speerhaak. Dit gereedschap wordt door Van Houcke (pag. 97) ɛplaatwerkersbegorieɛ genoemd.' [N 33, 43; N 64, 34a-c; N 66, 14a-c] II-11
spek spek: Iech ès jeer sjpek en ai  sjpek (Bleijerheide) spek III-2-3
spekhaak vleeshaak: vlēšhø̜ǝk (Bleijerheide) De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.] II-1
spekpannenkoek spekpannenkoek: sjpekpannekoch (Bleijerheide) Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)] III-2-3