e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speld spang: špaŋ (Bleijerheide) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
spelden toespangen: tsǫwšpaŋǝ (Bleijerheide) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
speldenkussen naaldenkussen: nǫldǝkøsǝ (Bleijerheide), spangenkussen: špaŋǝkøsǝ (Bleijerheide) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
speldnagel, oppinnagel oppinnagel: oppennāl (Bleijerheide), speldnagel: (mv)  spɛltnęǝl (Bleijerheide), vastzetnagel: vaszɛtnāl (Bleijerheide) De spijker waarmee men de bovenzool voor en achter voorlopig vastzet, een oppinspijker. [N 60, 202a; N 60, 202b; N 60, 235; N 60, 101] II-10
sperwer sperwer: sjper’ber (Bleijerheide) sperwer III-4-1
sperziebonen prinsesbonen: prinses’boeëne (Bleijerheide), saladebonen: sjla’teboeëne (Bleijerheide), struikbonen: sjtroech’boeën (Bleijerheide) prinsessebonen || slabonen || struikboon I-7
speun eierscharnier: ęjǝršarnēr (Bleijerheide) Soort scharnier voor kleine deuren. De speun bestaat uit een plaatje met kleine stift dat op de boven- en onderkant van kleine deuren, bijvoorbeeld van kasten, wordt aangebracht. In de omtimmering daartegenover wordt een vergelijkbaar plaatje met gat geschroefd waarin de stift van de speun kan worden gestoken. [N 54, 91; monogr.] II-9
spie kijltje: kē̜jlšǝ (Bleijerheide) Een stukje stof of voering dat tussen een inknipping wordt genaaid om een verwijding te verkrijgen (Meima I, pag. 45). Hierdoor ontstaat plaatselijk meer ruimte, in het bijzonder bij de schouders. [N 59, 100a] II-7
spie van het anker kijl: kī.l (Bleijerheide) De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.] II-9
spiegel spiegel: špeͅi̯əl (Bleijerheide), špejǝl (Bleijerheide, ... ), špęjǝl (Bleijerheide) De naad tussen kraag en revers, waar de kraag aan de revers wordt gehecht. [N 59, 122a] || Elk van de door de dwars- en spiegelklampen omlijste vakken. [N 55, 23e] || spiegel || Zeker gedeelte van het boventuig bij bepaalde soorten bottines. [N 60, 21c] II-10, II-7, II-9, III-2-1