e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steenachtige grond kieskop: kiskop (Bleijerheide) Grond die vol stenen of kiezel zit. [N 27, 32; N 11, 2d; N 27, 31; A 10, 4] I-8
steenbeitel beitel: bēsǝl (Bleijerheide) Metalen werktuig om gaten in metselwerk te slaan en om iets uit of af te breken. De steenbeitel is vervaardigd uit een rechthoekige of ronde staaf ijzer die aan de onderzijde is aangepunt. Zie ook afb. 15. Met het woordtype 'rawlplug' wordt waarschijnlijk een 'rawlplugbeitel' bedoeld, een ronde beitel waarmee gaten voor rawlplugs worden gemaakt. De beitel wordt tijdens het slaan steeds een weinig gedraaid. Rawlplugs bestaan uit een stijf pennetje hennep en jute en worden gebruikt voor het bevestigen van voorwerpen aan muren die uit harde steen bestaan. [N 30, 16] II-9
steenberg steenberg: štēbɛrex (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), štēbɛrx (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Een hoge steenhoop in de nabijheid van de mijnen waarop het niet gebruikte gesteente wordt gestort. [N 95, 34; Vwo 733; Vwo 742; Vwo 755; Vwo 775; Vwo 798; monogr.] II-5
steendam steendam: štēdam (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), steenmuur: štēmuǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), steenrib: štērep (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Een soort galerijbeveiliging bestaande uit twee evenwijdig aan de galerij lopende steenmuren waartussen een steenvulling is aangebracht. De steenmuren moeten met de hand worden opgetrokken en zijn samengesteld uit brokken steen. [N 95, 586] II-5
steengaas ribbenstrek: rebǝštrɛk (Bleijerheide) Bouwmateriaal dat bestaat uit een rasterwerk van ijzergaas waarbij op de knooppunten kleine kruisvormige lichamen van klei vastgebakken zijn. Steengaas wordt gebruikt voor het vasthouden van pleisterlagen voor plafonds, gewelven, etc. Zie ook afb. 89. 'Ribbenstrek' is volgens Lochtman (pag. 32) een draadweefsel dat het pleisterwerk van een plafond tot steun dient. [monogr.] II-9
steengang querslag: kwēršlāx (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), kwēǝršlāx (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), steengang: štējaŋk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) De term steengang wordt in de Belgische mijnen gebruikt voor iedere gang die door het gesteente wordt aangelegd: "In Belgisch-Limburg zegt men "steengang" voor al de tunnels doorheen de steenrots gegraven" (Defoin pag. 29). In de Nederlandse mijnen maakt men een onderscheid tussen steengangen en steengalerijen. Een steengang is een mijngang in het gesteente, die dwars op de strijkrichting van de koollagen wordt gedreven. De koollagen worden door een steengang dus doorsneden. Een steengalerij daarentegen loopt evenwijdig aan de strijkrichting van de koollagen (zie ook het lemma Steengalerij): "In Nederlands-Limburg slaan de termen "gang" en "galerij" niet op de steenrots of op de kolenlaag, maar wel op de al dan niet haakse richting ten opzichte van de steenbanken, zodat men er steengangen en steengalerijen heeft" (Defoin pag. 29). [N 95, 180; N 95, 795; N 95, 372; monogr.; Vwo 298; Vwo 335; Vwo 735; Vwo 791] II-5
steenganghouwer steenhouwer: štēhǫjǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Wilhelmina, Domaniale]) Houwer die in het gesteente werkzaam is. Hij drijft daar niet alleen de steengangen, maar bijvoorbeeld ook pompenkamers en laadplaatsen. [N 95, 793; N 95, 927; Vwo 73; Vwo 183; Vwo 736; Vwo 740; monogr.] II-5
steengruis fijns: fiŋs (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]), steengries: štējres (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]) Steen in verbrijzelde, verbrokkelde toestand. [N 95, 549; N 95, 795] II-5
steenhelling stijgende querslag: štījǝndǝ kwēršlāx (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]) Stijgende gang in het gesteente, aangelegd om steenkoollagen boven het niveau van een verdieping te ontsluiten. [monogr.; Vwo 181; N 95, 517] II-5
steenkipstoel steenkiep: štēkip (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Installatie waarmee mijnwagens, gevuld met stenen, ondergronds kunnen worden geledigd. Het apparaat is vergelijkbaar met de kipper (zie ook dat lemma). [N 95, 547] II-5