e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stokschoten afdekker: āfdɛkǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), afdekkeren: āfdɛkǝrǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), stokschoten: štǫkšø̄s (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), štǫkšø̄ǝs (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), štǫkšø̜s (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) De schoten die in de stok, het gesteente onder de koollaag, worden aangebracht. Zij bestaan uit de het dichtst bij de vloer gelegen "vloerschoten" en de daarboven gelegen "afdekkers" (MBK II pag. 81). Het woordtype "afdekker" en de daarbij behorende dialectvarianten (Q 112a, Q 113, Q 117a, Q 121c) zijn meervoud. Zie ook het lemma Achterblijvers, Achtergebleven Schoten. [N 95, 435; N 95, 433; monogr.] II-5
stokvis stokvis: sjtok’visj (Bleijerheide) stokvis III-2-3
stola stola (lat.): sjtola (Bleijerheide) stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3
stolp kaasklok: kiəskloͅk (Bleijerheide), kaasstolp: kiësstulp (Bleijerheide) kaasstolp [N 20 (zj)] III-2-1
stolpen beleg aanstikken: bǝlęx āštekǝ (Bleijerheide) Het machinaal of met de hand aanstikken van belegsels, waarbij gekeerd wordt. [N 59, 60] II-7
stomdronken granatenvol: deë koam werm ins jrana¯tevol noa heem  jrana’tevol (Bleijerheide) stom dronken III-2-3
stoofvlees, zuurvlees zuurbraden: zoër-broade (Bleijerheide), zuurvlees: zoer’vleesj (Bleijerheide) Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)] || zuurvlees III-2-3
stoomstrijkijzer stoomijzer: štōmīzǝr (Bleijerheide) Strijkijzer met water erin dat tijdens het strijken verdampt tot stoom die uit openingen in de zoolplaat komt, om het strijkgoed te bevochtigen. [N 59, 21d; N 59, 20] II-7
stootband stootband: štuǝsbant (Bleijerheide) Band die dient tot versterking van bijvoorbeeld de onderzoom van een rok of onderkant van een broekspijp. [N 62, 58b; N 62, 58d; MW] II-7
stootblok, stoothaak bankkloof: baŋkklōf (Bleijerheide), bankklots: baŋkklǫts (Bleijerheide) Houten blokje of metalen pinnetje dat klemvast in het werkbankblad aangebracht is en met behulp van een hamer naar boven gedreven kan worden. Het dient als steun bij het schaven van werkstukken. Zie ook afb. 113. [N 53, 209a-b] II-12