e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tochtig bokketig: bokketig (Bleijerheide), bokǝtex (Bleijerheide), bokkig: bøkex (Bleijerheide, ... ), breustig: brøstex (Bleijerheide), stierig: štīrex (Bleijerheide) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11, I-12
tochtlatje slietlat: šleslats (Bleijerheide) Elk van de twee latjes die zich tussen de twee wisseldorpels bevinden. Ze zorgen ervoor dat een tochtvrije sluiting tussen de wisseldorpels wordt verkregen. [N 55, 49c] II-9
tochtsponning trekspond: trękšpoŋk (Bleijerheide) Extra sponning in de kozijnstijl om tochten te voorkomen. [N 55, 12a] II-9
toegang tot akker invaart: evārt (Bleijerheide), evāt (Bleijerheide), oprit: opret (Bleijerheide) [N 11, 8] I-8
toevoergalerij houtbaan: hōtsbān (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]), houtstrek: hōtsštrɛk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kopstrek: kǫpštrɛk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Waterschei]) Galerij die in hoofdzaak wordt gebruikt voor de aanvoer van materiaal. De woordtypen "kopstrek" (Q 117a, 121c), "kopvoie" (K 361), "kopgalerij" (L 417), "kop" (Q 12) en "kopbouveau" (L 286) duiden erop dat de toevoergalerij zich aan het boveneinde van de pijler bevindt. Het woordtype "H.T." (L 265, Q 33) is een afkorting voor "houttoevoer". [N 95, 373; monogr.; N 95, 280 add.] II-5
toewijzen het stuk aangeven: ǝt štøk ājēǝvǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]) Een aantal te delven meters steenkool aan iemand toewijzen. In de Nederlandse mijnen wees de schudgootmeester elke arbeider een "stuk" (d.w.z. een gedeelte van het pand) aan, dat hij moest ontkolen. [N 95, 482; monogr.] II-5
togen togen: tsǭrǝ (Bleijerheide) Een pen-en-gatverbinding bij elkaar trekken, om die daarna met behulp van houten nagels vast te zetten. Bij het togen worden eerst ten opzichte van elkaar iets verschoven gaten geboord in de pen en de ligger. Vervolgens wordt een ijzeren toognagel in het gat gedreven met als doel het gat groter te maken en de twee te verbinden delen naar elkaar toe te drijven. Tot slot wordt de ijzeren toognagel vervangen door een houten nagel. [N 54, 64a] II-12
toilet a-b: abē (Bleijerheide), abtritt (d.): aptret (Bleijerheide), huisje: hysjə (Bleijerheide) w.c. || w.c. (meestal buitenshuis) III-2-1
toiletmoertang toiletkraantang: twalɛtkrāntsaŋ (Bleijerheide) Speciale tang die dient voor het aandraaien van de sluitmoeren waarmee een kraan in een wastafel wordt vastgezet. Zie ook afb. 67. [N 33, 181; N 64, 46] II-11
tondel zwam: spons  sjwam (Bleijerheide) ontvlambaar materiaal in de tondeldoos [N 20 (zj)] III-2-1