24280 |
witte kwikstaart |
akkerstaartje:
ak’kersjtets-je (Q121c Bleijerheide),
kwikstaart:
kwik’sjtats (Q121c Bleijerheide),
wipstaart:
wiep’sjtats (Q121c Bleijerheide)
|
kwikstaart
III-4-1
|
24574 |
witte waterlelie |
waterlelie:
-
wasserlelië (Q121c Bleijerheide)
|
witte waterlelie [N 37 (1971)]
III-4-3
|
20620 |
wittebrood |
boterweg:
bót’terwek (Q121c Bleijerheide),
weg:
wek (Q121c Bleijerheide),
Verklw. weks-je Es wek en broeëd ópee, da krieste dikke bee
wek (Q121c Bleijerheide),
witbrood:
Verklw. wiesbrüedsje
wies’broeëd (Q121c Bleijerheide)
|
Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wittebrood || wittebrood gebakken met boter
III-2-3
|
30709 |
witten |
kalken:
kalkǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Een muur of plafond bestrijken met witkalk. Doorgaans wordt voor witkalk gebruik gemaakt van kalk die met veel water is geblust en daarna in een kuil heeft gestaan om eventueel nog ongebluste deeltjes gelegenheid te geven uit te blussen en om een gedeelte van het overtollige water te verliezen. [N 67, 66e; monogr.; Vld.]
II-9
|
18867 |
woede |
gift:
jif (Q121c Bleijerheide),
grel:
jrel (Q121c Bleijerheide),
wut (du.):
woed (Q121c Bleijerheide)
|
woede
III-1-4
|
24907 |
woensdagx |
mittwoch (du.):
mit⁄woch (Q121c Bleijerheide)
|
woensdag
III-4-4
|
28816 |
wol |
wol:
wol (Q121c Bleijerheide)
|
Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.]
II-7
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
tweedelig gebit:
tswęi̯dēlex jǝbes (Q121c Bleijerheide)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
18614 |
wollen muts (kinderen) |
koets:
kōētsj (Q121c Bleijerheide)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19835 |
wonen |
huizen:
h‧ūzə (Q121c Bleijerheide),
wonen:
wuənə (Q121c Bleijerheide)
|
huizen, wonen || wonen
III-2-1
|