e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

Gevonden: 4871
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doordraaiende scharnier pendelscharnier: pɛndǝlšarnēr (Bleijerheide) Scharnier voor deuren die naar beide zijden opendraaien. 'Bommer' in het woordtype 'bommerscharnier' is een merknaam. [N 54, 89; N 55, 33a] II-9
doorgenaaid werk doorgenaaid werk: dørxjǝniǝnt wɛrk (Bleijerheide) Het schoenwerk dat met de doornaai-methode vervaardigd wordt. [N 60, 161b] II-10
doorgestikte naad opgelegde steek: opjǝlādǝ štex (Bleijerheide) Doorgestikte naden als decoratie. Naden worden doorgestikt aan de goede kant van de stof. Doorstikken is een uitstekende techniek voor het accentueren van een bepaald detail, het plathouden van de naadtoeslagen en het decoreren van effen stof (Het Beste Naaiboek, pag. 152). [N 59, 58] II-7
doorgroeide, aangebrande kool aangebrande kool: ājǝbra.ŋkdǝ koǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Eisden]), ingewassen kool: e.njǝwāsǝ koǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg]), vergroeide kool: vǝrjrø̜jdǝ koǝl (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]) Kool die slecht loslaat van dak of vloer. "Op de overgang van de koollaag en het gesteente in het dak en op de vloer zijn meestal spiegelgladde vlakken aanwezig. Door deze glijvlakken wordt het loslaten van de kool van dak en vloer vergemakkelijkt. Indien de glijvlakken ontbreken spreken we van "aangebrande kool" (MBK III pag. 23). [N 95, 528; monogr.] II-5
doorhouw doorbrok: dørxbrox (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), doorslag: dørxšlāx (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]), ophouw: ophǫ.w (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), ophǫw (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Emma]) Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566] II-5
doorloopschaar doorknipscheer: dø̜rǝxknepšīǝr (Bleijerheide) Handschaar voor het knippen van metaalplaat. Bij het gebruik van de doorloopschaar hoeft men de plaat tijdens het knippen niet meer te buigen, maar kan deze via een geleidingssleuf van de schaar een uitweg vinden. Zie ook afb. 139. [N 64, 3a; N 66, 4a] II-11
doormidden snijden van beschuitbollen snijden: šniǝ (Bleijerheide) [N 29, 62a; N 29, 62b] II-1
doorn doorn: dor (Bleijerheide) Het losse, al dan niet in een conische punt uitlopende, metalen blokje dat bij het maken van flenzen in het uiteinde van de pijp wordt geslagen of gedraaid. [N 64, 121c] II-11
doorn, stekel doorn: doar (Bleijerheide), stachel (du.): sjtachel (Bleijerheide) doorn || stekel, doorn III-4-3
doornaaiels doornaaiels: dørxniǝnɛls (Bleijerheide) De els voor het grove werk o.a. voor het doornaaien. "De els voor het doornaaien moet bijna recht en niet dik zijn. Deze els moet bijna recht zijn: 1) omdat zij een grote drukking moet onderstaan bij het doorsteken van de zool - soms nog den rand inbegrepen -, bovenleder en binnenzool; 2) om recht door te steken en aldus de buitenzool op haar plaats te houden en niet naast de binnenzool te naaien of er ook niet te ver op." (Aras II, pag. 240). [N 60, 179] II-10