19119 |
eer |
eer:
ier (Q121c Bleijerheide)
|
eer, achting, eergevoel
III-1-4
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
ier’lieg (Q121c Bleijerheide)
|
eerlijk
III-1-4
|
32956 |
eerste hooioogst |
eerste snit:
īǝštǝ šnet (Q121c Bleijerheide)
|
Hier zijn opgenomen de benamingen van de eerste hooioogst die zijn opgegeven in tegenstelling tot die voor de tweede hooioogst; wanneer de opgave hetzelfde was als die voor hooi in het algemeen, is deze niet hier, maar bij het lemma ''hooi'' ondergebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128a]
I-3
|
27645 |
eerste hulp |
eerste hulp:
iǝštǝ hølp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De eerste hulp bij ongelukken e.d. Volgens de informant uit Q 3 droeg iedere opzichter een kleine verbanddoos op zak en diende in voorkomende gevallen de eerste zorgen toe. [N 95, 950]
II-5
|
29027 |
eerste pas |
eerste pas:
ištǝ pas (Q121c Bleijerheide)
|
De eerste, ruwe pas waarvoor het colbert geheel in elkaar moet worden geregen zonder voering. Volgens de informant van K 361 is er maar één pas. [N 59, 76a]
II-7
|
33121 |
eerste rij schoven van het dorsbed |
kussen:
kø̜sǝ (Q121c Bleijerheide
[(alleen bij rogge)]
)
|
De meest gebruikelijke inrichting van het dorsbed bestaat uit één lange rij schoven, in de lengterichting van de dorsvloer achter elkaar gelegd, en daarop een tweede laag die bestaat uit twee rijen, met de koppen van de schoven naar elkaar toegekeerd, zodat de aren op de eerste, ondersterij rusten. In dit lemma staan de benamingen van de eerste, onderliggende rij bijeen, die in lengterichting achter elkaar liggen. Opmerkenswaard (en elders ongebruikelijk) is hetgeen de zegsman van L 330 opgeeft: "drie of vier schoven werden losgemaakt en uitgespreid over de dorsvloer voordat het eigenlijke bed van twee rijen schoven met de koppen naar elkaar toe werd gelegd". Voor de fonetische documentatie van de woord(delen) [bed] en [brei], zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). Zie ook afbeelding 11, a.' [N 14, 17a; JG 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
24972 |
eerstvolgend, ernaast |
daarneven:
derneë⁄ver (Q121c Bleijerheide),
nevenbij:
neëvebij⁄ (Q121c Bleijerheide)
|
ernaast
III-4-4
|
19571 |
eetlepel |
eetlepel:
ɛ̄slɛfəl (Q121c Bleijerheide)
|
eetlepel
III-2-1
|
20613 |
eetlust |
appetijt:
Jouwe appetiet, weë nuus hat, deë ziet mar dat heë jet kriet. Iech los miech va diech nit d¯r appetiet verderve: ik laat me dat door jou niet tegenmaken
appetiet’ (Q121c Bleijerheide)
|
eetlust
III-2-3
|
30989 |
effenen |
bijsnijden op de leest:
bejšniǝ op dǝr lę̄s (Q121c Bleijerheide)
|
Het bijsnijden van de binnenzool naar het model van de leest. "Uit het daarvoor bestemde stuk leer wordt eerst een binnenzool gesneden, op de leest vastgespijkerd met kleine spijkers en daarna naar het model van de leest bijgesneden." (Directie, pag. 300). [N 60, 79]
II-10
|