30412 |
enkel scheluwe steektrap |
enkel verdreven steektrap:
eŋkǝl vǝrdrēǝvǝ štē̜xtrap (Q121c Bleijerheide)
|
Steektrap waarvan de bovenste trede haaks en de onderste scheefhoekig op de bomen ligt. De bovenkanten van de bomen van deze trap vallen niet in één lijn. Zie ook afb. 69b. [N 55, 125]
II-9
|
32625 |
enkele kunstmestsoorten |
kali:
kāli (Q121c Bleijerheide),
kalkammon:
kalǝkamōn (Q121c Bleijerheide),
super:
sy.pǝr (Q121c Bleijerheide)
|
In dit lemma is een aantal (verzamel)termen voor moderne kunstmestsoorten bijeengezet. De opsomming is verre van volledig, omdat naar het gebruik en de uitspraak van evt. regionale en algemene benamingen voor de verschillende kunstmeststoffen niet overal, noch genoegzaam werd geïnformeerd. [N 11A, 62b; N 11, 27 add.; N P, 8 + 9 add.; div.; monogr.]
I-1
|
28827 |
entre-deux |
entre-deux:
entre-deux (Q121c Bleijerheide)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
27865 |
er wordt geschoten |
de schot brandt:
dǝr šǫs brɛnt (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
het werdt geschoten:
ǝt wēǝt jǝšǭsǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Julia]),
oppassen:
oppāsǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Waarschuwende uitroep vóór het ontsteken van een schietlading. [N 95, 425; monogr.]
II-5
|
24971 |
ergens, hier of daar |
erge:
ur⁄je (Q121c Bleijerheide),
ergens:
ur⁄jens (Q121c Bleijerheide),
ergets:
ur⁄jets (Q121c Bleijerheide)
|
ergens, hier of daar
III-4-4
|
28031 |
erlangs werken |
langs de kool opwerken:
laŋs dǝr koǝl opwerkǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma]),
op de lagen werken:
op dǝ loǝgǝ werkǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia])
|
Een doorgang van 50 cm (Q 15, mijn Maurits) tot 1 meter (Q 121, mijn Wilhelmina) breed langs het koolfront maken. Op de mijn Maurits werd volgens de invuller uit Q 15 tijdens het "erlangswerken" niet ondersteund. Dat werd pas gedaan, wanneer men tot ongeveer 1.20 m had ingekerfd en er een kophout kon worden geplaatst. Successievelijk werd dan over de hele pijler op deze wijze ontkoold, meter voor meter. Elke 5 à 7 meter - dat verschilde van laag tot laag - bevond zich een man die zo werkte. De daaropvolgende dienst begon op zo''n eerste ondersteuning weer in te kerven tot de zogenaamde pandbreedte, ongeveer 2.20 m, en plaatste meter voor meter de definitieve ondersteuning terwijl het kophout weggenomen werd. Uiteraard veranderde deze werkwijze toen de eerste schuifpijlers en later de mechanisatiepijlers in gebruik werden genomen. Toen was het koolfront geheel stijlvrij. In de Belgische mijnen werd tijdens het "erlangswerken" gelijk ook een ondersteuning in de vorm van kophouten geplaatst. Zie de semantische toelichting bij het lemma Doorgang. [N 95, 510; monogr.; N 95A, 11]
II-5
|
18837 |
ernstig |
ernst:
eënsj (Q121c Bleijerheide)
|
ernstig, serieus
III-1-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
eëts (Q121c Bleijerheide),
ɛǝ.ts (Q121c Bleijerheide)
|
erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
20861 |
erwtensoep |
erwtensoep:
eët’setsoep (Q121c Bleijerheide)
|
erwtensoep
III-2-3
|
24529 |
es |
essenboom:
èsj(eboom) (Q121c Bleijerheide)
|
es
III-4-3
|