30353 |
espagnolette |
bascule:
baskyl (Q121c Bleijerheide)
|
Toestel waarmee een draairaam gesloten kan worden. Het bestaat uit een vierkante of ronde staaf die in het midden als heugel is bewerkt en waarop het aan de kruk zittende rondsel werkt. Door het overhalen van de kruk bewegen de delen van de staaf zich naar elkaar toe. In gesloten toestand bevinden de uiteinden van de staaf van de espagnolette zich in aan de boven- en onderdorpel van het kozijn bevestigde ogen. [N 54, 95; monogr.]
II-9
|
28247 |
etage |
etage:
ętāš (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Etage van een liftkooi. Een kooi heeft meestal vier van dergelijke etages. Volgens de invuller uit Q 202 konden op de vier Oranje-Nassaumijnen 15 man per etage en in totaal 60 man per liftkooi worden vervoerd. [N 95, 86; monogr.]
II-5
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
eisse (Q121c Bleijerheide),
Doa kan me van de eëd è¯se Heë eest wie inne sjuredrèsjer Dat eest deë óp zienne kop alling: dat kan hij alleen wel op
è’se (Q121c Bleijerheide),
nammen:
kindertaal
nam’me (Q121c Bleijerheide)
|
eten [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
19519 |
etensketeltje |
miet:
mit (Q121c Bleijerheide),
ook in 3 etages
miet (Q121c Bleijerheide)
|
gamel, eetketeltje (meestal twee aan elkaar) || tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20719 |
etensresten |
orten:
An dusj darfs doe jing ót¯se maache
ót’se (Q121c Bleijerheide),
ortjeren:
uts-jere (Q121c Bleijerheide)
|
etensresten || Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
warshout:
wē̜šhōts (Q121c Bleijerheide)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
30150 |
ezelsrug |
ezelsrug:
ęǝzǝlsrøk (Q121c Bleijerheide)
|
Een uit metselstenen vervaardigd en aan weerszijden enigszins overstekend, kapvormig bovendeel van een muur. Zie afb. 43. [N 31, 43a; monogr.]
II-9
|
19142 |
fatsoenlijk |
anstndig (du.):
an’sjtendieg (Q121c Bleijerheide),
fatsoenlig:
fatsüng’lieg (Q121c Bleijerheide),
ordentlich (du.):
orrentlieg (Q121c Bleijerheide),
or’dentlieg (Q121c Bleijerheide)
|
behoorlijk, fatsoenlijk || fatsoenlijk
III-1-4
|
31492 |
felsen |
falzen:
faltsǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De randen van dunne metalen platen en voorwerpen omvouwen en aandrukken met het doel ze aan elkaar te bevestigen. Bij het felsen met een felshamer gaat men als volgt te werk. Het te bewerken voorwerp wordt eerst zodanig tegen een rechthoekige ijzeren staaf geplaatst, dat de om te buigen rand daar buiten uit steekt. Dan wordt deze rand met behulp van een (houten) hamer haaks om de staaf neergeklopt. Hetzelfde geschiedt met de rand van de plaat of het voorwerp dat aan het eerste moet worden vastgemaakt. Vervolgens haakt men de beide stukken met hun omgebogen randen in elkaar en klopt met behulp van de hamer de beide randen samen plat. Op deze wijze ontstaat een felsnaad die eventueel vervolgens nog gesoldeerd kan worden. Er bestaan ook machines die deze bewerkingen kunnen uitvoeren. Vgl. het lemma "felsmachine". [N 64, 97, add.; monogr.]
II-11
|
28825 |
feston |
feston:
fǝstoŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Ornament van kant aan kleding, gordijnen enz. [N 62, 81a]
II-7
|