29826 |
halve steen |
halve steen:
hǫavǝ štē (Q121c Bleijerheide)
|
Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.]
II-8
|
21607 |
halve stuiver |
kloets:
vgl. Kerkrade Wb. (pag. 142): kloetsj, halve stuiver. Ing - vuur in dr jaas.
kloetsj (Q121c Bleijerheide)
|
halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31129 |
halvezool |
halflap:
hoaflap (Q121c Bleijerheide)
|
Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a]
II-10
|
18482 |
halvezool [wld ii.10, p. 60] |
halflap:
hoaflap (Q121c Bleijerheide)
|
Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
20820 |
ham, hesp |
schink:
Jereuchde sjink Jekaochde sjink Rüe sjink
sjink (Q121c Bleijerheide)
|
ham
III-2-3
|
31946 |
hamerbaan |
palm:
palǝm (Q121c Bleijerheide),
plet:
plɛt (Q121c Bleijerheide)
|
Het verstaalde voorvlak van de hamerkop waarmee men op de spijkers slaat. Zie ook afb. 85. [N 53, 126g; N 53, 126c]
II-12
|
31947 |
hamerhuis |
nest:
nē̜s (Q121c Bleijerheide)
|
Het gat voor de hamersteel in de kop van de hamer. Zie ook afb. 85. [N 53, 126f]
II-12
|
31945 |
hamerkop |
hamerkop:
hamǝrkǫp (Q121c Bleijerheide)
|
Het zwaarste gedeelte van de hamer, waarmee men op de spijkers slaat. Zie voor de verschillende onderdelen van de hamerkop ook afb. 85 en de volgende lemmata. [N 53, 126b-c]
II-12
|
31949 |
hamerpin |
bek:
bɛk (Q121c Bleijerheide)
|
Het schuin aflopende deel aan één kant van de hamerkop. Zie ook afb. 85. De hamerpin wordt onder meer gebruikt om kleine spijkers in het hout te slaan. [N 53, 126d]
II-12
|
31948 |
hamersteel |
hamersteel:
hamǝrštil (Q121c Bleijerheide)
|
De, doorgaans houten, handgreep van een hamer. [N 53, 126e]
II-12
|