17659 |
hand |
hand:
hank (Q121c Bleijerheide),
hànk (Q121c Bleijerheide)
|
hand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29935 |
handbeschermer |
handleer:
hantlēr (Q121c Bleijerheide),
haŋklēr (Q121c Bleijerheide)
|
Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.]
II-9
|
31934 |
handboor, fretboor |
boor:
bǫar (Q121c Bleijerheide),
fretboor:
frɛt˱bōr (Q121c Bleijerheide),
handboor:
haŋk˱bǫar (Q121c Bleijerheide),
zwikkelboortje:
tswikǝlbø̜aršǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Een kleine boor met een handgreep en met scherpe schroefdraad, die met één hand wordt rondgedraaid. Zie ook afb. 78. De handboor heeft als handvat ofwel een houten dwarsstukje, ofwel een rondgebogen metalen greep. Hij wordt gebruikt om gaten voor te boren en op plaatsen waar men met de omslagboor niet kan werken. [N 33, 132; N 53, 160b; N 53, 168; monogr.]
II-12
|
19691 |
handdoek |
handdoek:
hant˂dox (Q121c Bleijerheide),
hant˱dox (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Zolder]),
kuilhanddoek:
kulhant˱dox (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma])
|
De blauw-wit of rood-wit geruite handdoek voor gebruik na het douchen. [N 95, 68; monogr.] || handdoek
II-5, III-2-1
|
28851 |
handgaren |
handgaren:
haŋkjār (Q121c Bleijerheide)
|
Naaigaren voor handgebruik, in tegenstelling tot machinegaren. [N 62, 57]
II-7
|
28156 |
handhamer |
handhamer:
haŋkhamǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
vuisthamer:
vūshamǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale, Wilhelmina, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits])
|
[N 95, 742; monogr.]
II-5
|
30061 |
handhei |
handhei:
haŋkhęj (Q121c Bleijerheide)
|
Handgereedschap om palen in de grond te slaan. Het bestaat uit een zwaar houten blok waaraan verschillende handvatten zijn aangebracht. Zie ook afb. 26. [N 31, 5b; monogr.]
II-9
|
18906 |
handig |
bedreven:
bedrè’ve (Q121c Bleijerheide)
|
bedreven, handig
III-1-4
|
34566 |
handkar |
handkar:
hantkęr (Q121c Bleijerheide)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
28916 |
handkussen |
handkussen:
haŋkkøsǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het handkussen is vlak en iets groter dan de oppervlakte van een hand. Het heeft aan de onderzijde een band waardoorheen de linkerhand gestoken wordt, zodat het kussen op de palm van de hand rust. Men gebruikt het handkussen voor het persen en afglanzen van mouwkoppen, schoudernaden en andere moeilijk bereikbare plaatsen (Gerritse, pag. 36). De informant van L 330 vermeldt dat men vroeger een mouwekussentje gebruikte en nu een klein handkussen hanteert. De informant van K 361 vermeldt dat bij het persen van de kraag deze wordt ø̄rondgezetø̄ op de persplank of op het handkussen. [N 59, 26a; N 59, 26b; N 59, 19e]
II-7
|