31908 |
kantbeitel |
kantbeitel:
kaŋk˱bēsǝl (Q121c Bleijerheide),
stembeitel:
štɛmbēsǝl (Q121c Bleijerheide)
|
Robuust uitgevoerde houtbeitel met een dik, smal beitelblad, waarvan de afgeschuinde zijkanten meestal bij elkaar komen en zo een rug vormen. Er bestaan echter ook bredere uitvoeringen van de kantbeitel. Zie afb. 65. Door de zware uitvoering van het blad is de beitel geschikt om met een hamer in het hout gedreven te worden. De wagenmaker gebruikt de kantbeitel onder meer voor het hakken van gaten in berries en naven. [N 53, 35c; N 53, 36-37; N G, 25a; monogr.]
II-12
|
30232 |
kantelaaf |
rabat:
rabat (Q121c Bleijerheide)
|
De dagzijde van een muuropening, voor zover die vóór een kozijn in het zicht komt. De breedte van de kantelaaf is afhankelijk van de dikte van de muur en de breedte van het kozijnhout. [N 32, 11e; N 55, 149a; monogr.]
II-9
|
31171 |
kanthout |
refelhout:
rajfǝlhōts (Q121c Bleijerheide)
|
Het langwerpig stuk hout, met inkepingen aan beide uiteinden, gebruikt om een siernaad aan te brengen langs de kant van het leer. Zie afb. 78. [N 36, 34; N 36, 33; N 36, 32; Li 1963, 34]
II-10
|
32120 |
kantje aan een profiellijst |
kantje:
kɛntšǝ (Q121c Bleijerheide),
winkellijstje:
weŋkǝllīsjǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Een smalle, rechthoekige zoom in of aan een profiellijst, bijvoorbeeld om diverse profielen van elkaar te scheiden. [N 55, 160-161]
II-12
|
31327 |
kantklauw |
klauw:
klǫw (Q121c Bleijerheide)
|
Soort tang met schuin geplaatste bekken waarin men het werkstuk in een scheve stand in de bankschroef kan vastklemmen om er op deze wijze schuine kantvlakken aan te kunnen vijlen. Zie ook afb. 61. [N 33, 172; N 64, 50a]
II-11
|
31077 |
kantlikker |
coulisse:
kǫwlis (Q121c Bleijerheide),
randijzer:
raŋkīzǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Het ijzeren instrument op een houten handvat waarmee men de kanten polijst door er was in te branden. Zie afb. 63. [N 60, 138a]
II-10
|
27696 |
kantoor |
bureau:
byro (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Zwartberg, Waterschei]),
kantoor:
kantuǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma, Maurits])
|
Hoofdkantoor. De informant van Q 202 vermeldt dat het hoofdkantoor van de Oranje-Nassaumijnen ook "aquarium" werd genoemd vanwege de glazen wanden. De zegspersoon van Q 7 verstaat onder "de bureaus" het hele administratieve complex. [N 95, 25]
II-5
|
29973 |
kantplank |
hoogkantbred:
hu.xkaŋk˱brɛt (Q121c Bleijerheide)
|
Aan de staanders bevestigde, opstaande plank die moet voorkomen dat er materiaal van de steigervloer naar beneden valt. Zie ook afb. 18. [N 32, 3d; monogr.]
II-9
|
31717 |
kantrechten |
zomen:
zø̄mǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De buitenste, met schors bedekte delen aan de smalle lengtezijde van plaathout haaks afzagen. [N 53, 21d]
II-12
|
31162 |
kantschaaf |
kantbreker:
kantbręxǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Stalen instrumentje met holle voorkant waarmee men scherpe kanten afrondt aan de zijden van een leren riem. Zie afb. 74. [N 36, 36; Li 1963, 43]
II-10
|