| 27777 |
baddings |
houteren schietknabben:
hōtsǝrǝ šesknabǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Dikke houten balken van 14 x 14 cm, die op de Domaniale mijn werden gebruikt bij het vervaardigen van veiligheidsvloeren. [monogr.]
II-5
|
| 19761 |
badgeiser |
badgeiser:
batjeͅi̯sər (Q121c Bleijerheide)
|
badgeiser [N 64 (1973)]
III-2-1
|
| 27246 |
badknecht |
badknecht:
batknę̄ǝt (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Man die het badlokaal, eventueel ook het kleedlokaal, schoonhoudt. Volgens Lochtman (pag. 166) was het op de Domaniale mijn gebruikelijk in het kleedlokaal van "kouwewärter" te spreken en in het badlokaal van "badknecht". [N 95, 126; monogr.]
II-5
|
| 19723 |
badkuip |
bad:
bat (Q121c Bleijerheide),
badebètte (d.):
bādəbyt (Q121c Bleijerheide, ...
Q121c Bleijerheide),
badewanne (d.):
bādəwan (Q121c Bleijerheide)
|
bad || badkuip [N 64 (1973)]
III-2-1
|
| 27667 |
badmeester |
badmeester:
batmēstǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma, Maurits]),
kouwewachter:
kawǝwɛxtǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia])
|
Toezichthouder over de badknechten. [N 95, 126; monogr.]
II-5
|
| 34257 |
bak om boter in te kneden |
holteren kom:
hōtsǝrǝ kǫmp (Q121c Bleijerheide)
|
Kneedbak die schuin werd geplaatst om de melk uit de geknede boter te laten vloeien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 59 en 61; JG 1a, 1b; A 7, 22; Ge 22, 15, 72 en 73; L 27, 67 en 68; monogr.; N 5A (I]
I-11
|
| 30535 |
bakgoot |
bakkandel:
bakkandǝl (Q121c Bleijerheide)
|
Brede dakgoot die op of tegen de muurplaat wordt bevestigd. De bakgoot is opgebouwd uit een houten gootbodem met daarop twee hoogkant staande planken die de zijkanten van de bakgoot vormen. Het geheel wordt aan de binnenzijde met zink bekleed. De zijplank die tegen de muurplaat is gespijkerd wordt ook wel 'binnenboeiplank' genoemd, de tegenoverliggende 'buitenboeiplank'. Zie ook afb. 84a. [N 64, 148b; N 54, 187]
II-9
|
| 20585 |
bakken |
bakken:
Bakke en broane is nit ummer eëve jód jeroane: bakken en braden lukt niet altijd even goed
bak’ke (Q121c Bleijerheide)
|
bakken
III-2-3
|
| 25476 |
bakkerij |
bakhuis:
bakǝs (Q121c Bleijerheide)
|
Onder bakkerij wordt hier verstaan de ruimte waar het brood wordt gebakken, dus niet de bakkerszaak of bakkerswinkel. De "bakhuis"-opgaven in dit lemma duiden heel waarschijnlijk op een vrijstaand gebouwtje of een deel van het boerenhuis waarin de bakoven en de baktrog zich bevinden. Voor het lemma ''bakhuis'' zie men echter wld i agrarische terminologie 3. [N 29, 105a; N 29, 105e; monogr.]
II-1
|
| 25473 |
bakkersbroek |
boks:
boks (Q121c Bleijerheide)
|
Volgens de informant van L 321 is de "bakersboks" wit met een blauw ruitje. De stof waarvan die gemaakt is, is katoen [N 29, 102e]
II-1
|