33234 |
koolrabi, koolraap-boven-de-grond |
konrabelen:
[konrabelen] (Q121c Bleijerheide)
|
Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16]
I-5
|
20668 |
koolrabisoep |
reubensoep:
rubbe-tsoep (Q121c Bleijerheide)
|
Rapensoep (reubesop) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
28015 |
koolwand |
kolenpand:
koǝlǝpaŋk (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
kolenstoot:
koǝlǝštuǝs (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De wand van steenkool waartegenover de mijnwerker staat, als hij in de pijler kolen gaat delven. Zie ook de lemmata Pijler en Zijwand. [N 95, 475]
II-5
|
24393 |
koolwitje |
miepmop:
koolwitje
mīēpmòp (Q121c Bleijerheide)
|
vlinder, soort
III-4-2
|
28064 |
koolzaag |
kolenzeeg:
koǝlǝzēǝs (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma]),
koǝlǝzēǝx (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Een lichte kerfmachine waarmee uit de hand wordt gewerkt. Volgens een invuller uit Q 121 werd de koolzaag met perslucht aangedreven. [N 95, 530; monogr.]
II-5
|
18531 |
koordje i.p.v. knoopsgat |
tresknoopslok (<fr.):
Van Dale: tres, 1. boordsel of oplegsel van gevlochten goud- of zilverdraad of zijde.
ee tres-knoopsloch (Q121c Bleijerheide)
|
een koordje i.p.v. een knoopsgat [N 59 (1973)]
III-1-3
|
19856 |
kop |
koplaag:
kǫplǫax (Q121c Bleijerheide)
|
De korte smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17c; N 98, 171; monogr.]
II-8
|
27995 |
kop van de pijler |
kop streb:
kǫp [štreb] (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Zwartberg, Eisden]),
strebkop:
[streb]kǫp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het einde van de pijler, in het algemeen tevens het hoogste punt van de pijler. De woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma Pijler. [N 95, 280]
II-5
|
33063 |
kop van de schoof |
kop:
kǫp (Q121c Bleijerheide)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
25412 |
kop verwijderen |
kop afsnijden:
kop āfsni-jǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Nadat de kop afgehuid is, wordt hij van het lijf gesneden of gehakt. [N 28, 44; monogr.]
II-1
|