id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19584 | lamp | lamp: lamp (Bleijerheide) | lamp III-2-1 |
28213 | lampekabel | aansluitkabel: āšluskābǝl (Bleijerheide [(Domaniale)] [Wilhelmina]), lampekabel: lampǝkābǝl (Bleijerheide [(Domaniale)] [Maurits]), lampesnoer: lampǝšnuǝr (Bleijerheide [(Domaniale)] [Emma]), snoer: šn˙ōr (Bleijerheide [(Domaniale)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | De kabel die de verbinding vormt tussen enerzijds de accu en anderzijds de lamp die op de mijnpet of -helm van de mijnwerker is bevestigd. [N 95, 257] II-5 |
27160 | lampenkamer | lampenboede: lampǝb˙ūt (Bleijerheide [(Domaniale)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | De ruimte waar men de mijnlampen onderhoudt en indien nodig repareert. [N 95, 241; monogr.; Vwo 467; Vwo 468] II-5 |
19627 | lampenkap | lampenkap: lampəkap (Bleijerheide) | lampenkap III-2-1 |
19485 | lampenpit | wiek: wek (Bleijerheide), wik (Bleijerheide) | lampepit || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] III-2-1 |
28221 | lampepot | klomp: klomp (Bleijerheide [(Domaniale)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), lampepot: lampǝpǫt (Bleijerheide [(Domaniale)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), pot: pǫt (Bleijerheide [(Domaniale)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | De lampepot van de veiligheidslamp, gevuld met watten. [N 95, 243; N 95, 242; N 95, 248; monogr.] II-5 |
19793 | lampetstel | lampet: lampɛt (Bleijerheide) | wasstel van porselein of aardewerk III-2-1 |
32822 | landrol | wel: wɛl (Bleijerheide) | De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2 |
18329 | lang schortlint | bander: bander (Bleijerheide) | linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)] III-1-3 |
29987 | lange bouwladder | lange steigerledder: laŋ štījǝrlɛdǝr (Bleijerheide) | Ladder waarmee de eerste of tweede verdieping van een steiger bereikt kan worden. In het eerste geval is de ladder doorgaans 4 m lang, wanneer de ladder tot de tweede verdieping reikt, 7 tot 8 m. Bouwladders onderscheiden zich van andere ladders doordat zij meestal van rond steigerhout vervaardigd zijn. De sporten van een bouwladder zijn in het rondhout ingekeept en met draadnagels vastgezet. [N 32, 9a; monogr.] II-9 |