32087 |
lijmkachel |
lijmoven:
līmovǝnt (Q121c Bleijerheide)
|
Lange stoof waarop het hout wordt verwarmd als dit gelijmd moet worden met warme lijm. [N 54, 8]
II-12
|
32014 |
lijmknecht, sergeant |
lijmtang:
līmtsaŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|
32086 |
lijmkrabber |
lijmkratser:
līmkrɛtsǝr (Q121c Bleijerheide),
lijmschrapper:
līmšrabǝr (Q121c Bleijerheide)
|
In het algemeen een krabber om gemorste of overtollige lijm te verwijderen. Als lijmkrabber kunnen verschillende werktuigen worden gebruikt zoals een beitel, een schraapstaal of een verfkrabber. [N 54, 7]
II-12
|
32085 |
lijmkwast |
lijmpinsel:
līmpinzǝl (Q121c Bleijerheide)
|
De kwast waarmee de vloeibare lijm wordt uitgestreken. [N 54, 6]
II-12
|
32084 |
lijmpot |
lijmpot:
līmpǫt (Q121c Bleijerheide)
|
Een koperen of ijzeren pot waarin bepaalde lijmsoorten op een vuur gekookt of vloeibaar worden gemaakt. De lijmpot bestaat meestal uit een binnen- en een buitenpot. De buitenpot is met water gevuld. Zie ook afb. 151. [N 54, 4; monogr.]
II-12
|
32148 |
lijmstrijkijzer |
lijmijzer:
līmīzǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Stuk massief gietijzer met ijzeren steel en houten handvat, dat wordt gebruikt om de lijm onder het fineer opnieuw te verwarmen. Op deze wijze kan eventuele overtollige lijm onder het fineer met behulp van de belijmhamer weggestreken worden. Zie ook afb. 167. [N 54, 5; N 56, 36]
II-12
|
32017 |
lijmtang |
ijzeren draaisergeant:
īzǝrǝ driǝnsǝržant (Q121c Bleijerheide)
|
Een kort ijzeren of houten werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. De metalen lijmtang bestaat uit een been waarop een vaste en een verschuifbare bek zijn aangebracht. De verschuifbare bek is voorzien van een draadspil met handvat waarmee de klem tegen de te lijmen delen vastgeklemd kan worden. Zie ook afb. 122. [N 53, 217a; monogr.]
II-12
|
31056 |
likhout |
likhout:
lekhoats (Q121c Bleijerheide)
|
Een stuk hout, er uitziend als een stoelsport, gebruikt om de zolen stevig te polijsten. Volgens de informant van K 278 heeft dit stuk ongeveer de vorm van een deegrol. Zie afb. 57. [N 60, 122c]
II-10
|
31073 |
likijzer |
coulisse:
kǫwlis (Q121c Bleijerheide)
|
Het ijzeren polijstinstrument in het algemeen. [N 60, 135c]
II-10
|
20492 |
likken |
lekken:
Los miech ins an ¯t ies lek?ke
lek’ke (Q121c Bleijerheide),
likken:
lekǝ (Q121c Bleijerheide),
likkeren:
lekǝrǝ (Q121c Bleijerheide),
polieren:
polīrǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Het leer gladmaken met behulp van polijstinstrumenten of met een glad stuk hout met kracht over de bevochtigde zool wrijven. [N 60, 122a; N 60, 122b] || likken
II-10, III-2-3
|