33813 |
lomp paard |
karhengst:
karǝheŋs (Q121c Bleijerheide)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
17688 |
long |
long:
long (Q121c Bleijerheide)
|
long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
34264 |
longen |
longen:
loŋǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
31224 |
lood |
blij:
blęj (Q121c Bleijerheide),
lood:
luǝt (Q121c Bleijerheide),
lūǝt (Q121c Bleijerheide)
|
De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.]
II-11
|
30548 |
lood inleggen |
met zink bekleden:
met tseŋk˱ bǝklɛjǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Loden loketten in de voegen van het metselwerk aanbrengen. [N 32, 48b]
II-9
|
31186 |
loodgieter |
loodgieter:
loodgieter (Q121c Bleijerheide)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
31195 |
loodgieterij |
werkstatt:
węrǝkštat (Q121c Bleijerheide)
|
Werkplaats van een loodgieter. [N 64, 162c; monogr.]
II-11
|
31658 |
loodgietersmes |
mes:
mɛts (Q121c Bleijerheide),
tassenmes:
tɛ̄šǝmɛts (Q121c Bleijerheide
[(opvouwbaar)]
)
|
Al dan niet inklapbaar mes met gebogen blad dat door de loodgieter wordt gebruikt om er lood mee te snijden. Het heft is doorgaans van hout, volgens Tabak (pag. 122) ook van leer. Zie ook afb. 246. [N 64, 5]
II-11
|
31661 |
loodklopper |
zinkklopper:
tseŋkklø̜pǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Houten werktuig waarmee men bladlood of zink in de gewenste vorm kan kloppen. Zie ook afb. 249. [N 64, 41b; N 66, 25; monogr.]
II-11
|
30524 |
loodlei |
loodlei:
luǝtlaj (Q121c Bleijerheide)
|
Lood of zink in de vorm van een lei om koepels of gebogen vlakken mee te dekken. [N 64, 156e]
II-9
|