31153 |
maanmes |
halvemaand:
hoavemont (Q121c Bleijerheide)
|
Mes waarmee men stukken leer voor de binnenhaam uitsnijdt. De vorm van het blad is een halve maan. Zie afb. 70. [N 36, 39; Li 1963, 38]
II-10
|
25162 |
maanx |
mond (du.):
mond (Q121c Bleijerheide)
|
maan
III-4-4
|
30532 |
maasdak |
blokleienbedekking:
blǫklajǝbǝdękuŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Dakbedekking bestaande uit rechthoekige leien, in horizontale rijen gelegd. Elke rij ligt daarbij verspringend ten opzichte van de vorige en evenwijdig met de druiplijn van het dak. Deze wijze van leidekken is onder meer gebruikelijk in België. [N 64, 160a; N 64, 160c]
II-9
|
20870 |
macaroni |
noedelen:
noe’dele (Q121c Bleijerheide)
|
macaronie
III-2-3
|
31879 |
machinaal bewerken |
machinaal bewerken:
mašināl bǝwerkǝ (Q121c Bleijerheide)
|
In het algemeen hout bewerken met behulp van machines. Zie ook het lemma ɛmachinewerkɛ.' [N 53, 227b]
II-12
|
28852 |
machinegaren |
machinesgaren:
mašeŋsjār (Q121c Bleijerheide)
|
Fijner soort garen die men gebruikt bij het naaien op de naaimachine. [N 59, 6c; N 62, 57; monogr.]
II-7
|
31741 |
machinewerk |
machinaal werk:
mašināl węrǝk (Q121c Bleijerheide)
|
Algemene benaming voor timmerwerk dat met behulp van machines wordt verricht. [N 55, 182]
II-12
|
28858 |
machinezijde |
machineszijde:
mašiŋszi-j (Q121c Bleijerheide)
|
Zijdegaren voor gebruik op de naaimachine. [N 59, 7d]
II-7
|
24879 |
madeliefje |
meelzoetje:
meël’zus-je (Q121c Bleijerheide),
meizoetje:
mai’zus-je (Q121c Bleijerheide)
|
madeliefje || madeliefje, meizoentje
III-4-3
|
27147 |
magazijn |
leerkelder:
lę̄rkɛldǝr (Q121c Bleijerheide),
leerzolder:
lę̄rzøldǝr (Q121c Bleijerheide),
magazijn:
majazīn (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
majǝzīn (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Algemene benaming voor een ondergronds of bovengronds magazijn. Het woordtype "catrîye" is specifiek van toepassing op een ondergronds magazijn. [N 95, 9; Vwo 492; Vwo 222; monogr.] || De ruimte waar men het leer bewaart. Uit de antwoorden blijkt dat deze ruimte zowel een kelder, een zolder als een stal kan zijn. Volgens de informant van L 293 moet de kelder droog zijn. [N 60, 37b]
II-10, II-5
|