29942 |
metselkoord |
muursnoer:
m ̇ūršnōr (Q121c Bleijerheide)
|
Het koord dat men spant om daarlangs te metselen. Aan beide uiteinden kunnen twee priemen bevestigd zijn waarmee het koord in de voegen van het metselwerk wordt vastgezet. Zie ook het lemma 'priemen'. Het woordtype snoergerust (Q 121) was een benaming voor het metselkoord met toebehoren. Zie ook afb. 4. [N 30, 14a; monogr.]
II-9
|
30089 |
metselstenen bevochtigen |
begieten:
bǝjesǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Metselstenen nat spuiten. Om een goede aanhechting tussen mortel en steen te verkrijgen, worden metselstenen doorgaans een avond vóór het verwerken bevochtigd. Dit voorkomt dat de droge steen tijdens het metselen te veel water uit de mortel opneemt. [N 31, 13a]
II-9
|
29996 |
metselzand |
muurzand:
m ̇ūrzant (Q121c Bleijerheide),
scherpe zand:
šɛrǝpǝ zaŋk (Q121c Bleijerheide)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
20513 |
metworst |
metworst:
metwōēsj (Q121c Bleijerheide)
|
metworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
32134 |
meubelbeslag |
garnituur:
jarnitūr (Q121c Bleijerheide)
|
Verzamelterm voor het bijeenhorende hang-en-sluitwerk en eventueel ander ijzerwerk dat op meubels wordt aangebracht. [N 54, 107a]
II-12
|
32095 |
meubelmaken |
schrijneren:
šrīnǝrǝ (Q121c Bleijerheide)
|
[monogr.]
II-12
|
32088 |
meubelmaker |
meubelschrijner:
mø̄bǝlšrīnǝr (Q121c Bleijerheide),
schrijner:
šrīnǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.]
II-12
|
32096 |
meubelmakersbedrijf |
meubelbedrijf:
mø̄bǝlbǝdrīf (Q121c Bleijerheide)
|
Bedrijf waar meubels gemaakt worden. [N 55, 177b; monogr.]
II-12
|
32097 |
meubelmakersbedrijf voor fijne meubelen |
kunstbedrijf:
køns˱bǝdrīf (Q121c Bleijerheide)
|
Meubelmakersbedrijf dat fijne meubels maakt. [N 55, 177c]
II-12
|
32094 |
meubelmakersvak |
meubelvak:
mø̄bǝlfax (Q121c Bleijerheide)
|
Het vak van meubelmaker. [N 55, 171c]
II-12
|