id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
27173 | neerbraak | neerbouw: nērbǫ.w (Bleijerheide [(Domaniale)] [Maurits]), zenkschacht: zeŋkšāt (Bleijerheide [(Domaniale)] [Domaniale]), zɛŋkšāt (Bleijerheide [(Domaniale)] [Domaniale]) | Een blinde schacht die in benedenwaartse richting wordt gedreven. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Blinde Schacht, Tussenschacht en Opbraak. [N 95, 184; N 95, 78; monogr.; Vwo 544] II-5 |
28265 | neerlaten | heraf laten: ǝrāf Iǫsǝ (Bleijerheide [(Domaniale)] [Domaniale]) | Iets neerlaten in de ondergrond. [N 95, 611; Vwo 46; monogr.] II-5 |
24347 | neet, luizenei | neet: nis (Bleijerheide), idiosyncr. nis (Bleijerheide) | neet || neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2 |
30233 | negblokken | hoekstenen: hukštęŋ (Bleijerheide) | Bergstenen blokken die in het metselwerk worden aangebracht ter verlevendiging van venster- en ingangsneggen. Zie ook afb. 52. Volgens de invuller uit Q 121c konden de negblokken uit mergel, kunststeen of hardsteen vervaardigd zijn. [N 32, 12a] II-9 |
17629 | nek | nek: nak (Bleijerheide), nàk (Bleijerheide) | nek [DC 01 (1931)] III-1-1 |
30801 | nerfkant | bovenkant: bovenkant (Bleijerheide) | De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a] II-10 |
24215 | nest | nest: nès (Bleijerheide), nɛ̄s (Bleijerheide [(meervoud: nɛstǝr)] ) | Bij trapbomen de groef waarin de trede, het stootbord en de wellat worden ingelaten. Nesten worden, nadat de treden en stootborden op de boom zijn afgeschreven, met een kapbeitel ingehakt en nagenoeg op diepte uitgestoken, waarna zij met een grondschaafje zuiver op diepte worden gemaakt. [N 55, 112] || nest II-9, III-4-1 |
24435 | nest, hoeveelheid jongen | hik: ook: broedsel van vogels hik (Bleijerheide), worp: v konijnen bijv. wórp (Bleijerheide) | worp || worp van zoogdieren III-4-2 |
30400 | nesten uithakken | de trappeboom uithouwen: dǝr trapǝbō.m ūshǫwǝ (Bleijerheide) | Nesten met behulp van de kapbeitel in de trapboom uithakken. [N 55, 113] II-9 |
30401 | nesten uitschaven | uithobelen met de grondhobel: ūshobǝlǝ met ˲dǝr jroŋkhubǝl (Bleijerheide) | De uitgekapte nesten met behulp van de grondschaaf zuiver op diepte maken. [N 55, 114] II-9 |