24218 |
nestverlater |
vlug:
fluk (Q121c Bleijerheide)
|
gereed om uit te vliegen
III-4-1
|
25594 |
netborstel |
kwast:
kwās (Q121c Bleijerheide),
kwispel:
kwespǝl (Q121c Bleijerheide)
|
Borstel, kwast of handveger die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. Volgens informanten (in L 289b, L 318b en Q 18, Q 112b) gebeurt dit ook wel met de hand. [N 29, 40b; monogr.]
II-1
|
28782 |
neteldoek |
netel:
nesǝl (Q121c Bleijerheide)
|
Oorspronkelijk uit netelgaren, later van licht katoen of mousseline vervaardigd los weefsel in effen binding (Van Dale, pag. 1812). De woordtypen zaandoek, kaasdoek en biestdoek duiden erop dat neteldoek ook gebruikt wordt om melk door te zeven, terwijl berendoek wijst op het feit dat neteldoek dienst kan doen als persdoek bij de bereiding van bessensap. Neteldoek wordt ook gebruikt om kwark te maken. [N 62, 83; N 62,82; N 62, 98; MW; Wi 11; monogr.]
II-7
|
17608 |
neus |
muil:
mul (Q121c Bleijerheide),
muiltje:
mylšǝ (Q121c Bleijerheide),
neus:
nāās (Q121c Bleijerheide),
ná:s (Q121c Bleijerheide),
zinken naasje:
tsenkǝ nɛ̄sjǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Een neusvormige uitstulping aan een afvoerbuis om deze op haken of beugels te doen rusten. Zie ook afb. 273. [N 64, 122b] || Het voorste deel van de schoen dat de tenen omsluit. [N 60, 25; N 60, 23a] || neus [DC 01 (1931)]
II-10, II-11, III-1-1
|
18343 |
neus van een schoen |
muil:
moel (Q121c Bleijerheide),
muiltje:
[Verkl. van moel, rk]
muulsje (Q121c Bleijerheide)
|
Het voorste deel van de schoen, dat de tenen omsluit (neus, neuslap) Zie tek. 23. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
31134 |
neuslap |
muiltje:
mylšǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Reparatiestuk voor de neus van de schoen. [N 60, 233e]
II-10
|
33930 |
neusriem |
nazeband:
nāzǝbaŋk (Q121c Bleijerheide)
|
Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|
34370 |
neusring |
bril:
brel (Q121c Bleijerheide)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
27826 |
nevengesteente verwijderen |
(een strek) op hoogte maken:
op hyǝxdǝ māxǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
(een strek) verhogen:
vǝrhyǝjǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
stokken:
štǫkǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het boven en onder de ontgonnen koollaag gelegen nevengesteente in een galerijfront verwijderen. Neven in samenstellingen wordt over het algemeen als een germanisme beschouwd. De Centrale Taalcommissie voor de Techniek (C.T.T.) merkt hierover op (pag. 41): "Ofschoon nieuwe samenstellingen met neven over het algemeen germanistisch aandoen, kunnen zij soms dienen om verschillende betekenissen te onderscheiden (neven, "aangrenzend gesteente" is niet hetzelfde als "bijgesteente")." Volgens de invuller uit Q 33 werd het begrip "stokken" op de mijn Emma gebruikt voor het bijwerken van de vloer (zie ook het lemma Bijwerken). [N 95, 384; N 95, 390; N 95, 927; monogr.]
II-5
|
20482 |
nicht |
tantenkind:
tan’tekink (Q121c Bleijerheide),
tantenkindje:
troetelkind van tante
tan’tekinke (Q121c Bleijerheide)
|
nicht, troetelkind van de tante || nichtje
III-2-2
|