18548 |
omslag van de broek |
omslag:
umsjlaach (Q121c Bleijerheide)
|
de omslag van de broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
31423 |
omslagboor |
boor met booromslag:
bǫar met˱ bǫarømšlāx (Q121c Bleijerheide)
|
Houtboor met een houten of metalen C-vormige booromslag waarmee een draaiende beweging wordt gegeven aan het boorijzer. Zie ook het lemma ɛomslagboorɛ in Wld II.11, pag. 84.' [N 53, 160c; monogr.]
II-12
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
plag:
plak (Q121c Bleijerheide),
plaksje (Q121c Bleijerheide)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
sjaal:
sjall (Q121c Bleijerheide)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25013 |
omtrek, omvang |
omvang:
um⁄vank (Q121c Bleijerheide),
umkreis (du.):
um⁄krais (Q121c Bleijerheide)
|
omtrek || omvang
III-4-4
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
kloar (Q121c Bleijerheide)
|
helder, licht
III-4-4
|
27666 |
onder de douche staan |
poekelen:
pukǝlǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden]),
rug wassen:
røk wɛ̄šǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Gebruik was dat de mijnwerkers bij het douchen elkaar de rug wasten. Volgens een informant van Q 121 was dit gebruik op de Domaniale mijn na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) door Duitse werknemers ingevoerd. De informant uit Q 12 zegt dat dit gebruik in België niet bestond. Dit laatste wordt echter tegengesproken door de opgaven van Q 3 voor de mijnen Winterslag en Waterschei en L 422 voor de mijn van Eisden! De informant uit L 417 vermeldt daarentegen dat de mijnen Zwartberg en Waterschei aparte douchecellen kenden en dat het gebruik van elkaar de rug wassen daar niet bestond. [N 95A, 4; N 95, 71; monogr.]
II-5
|
28955 |
onderarmsuçon |
suçon:
sizoŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Puntnaad die begint onder de oksel. [N 59, 94b]
II-7
|
31990 |
onderdelen nummeren |
nommereren:
nomǝrīǝrǝ (Q121c Bleijerheide)
|
De onderdelen van een nummer voorzien, opdat de constructie later gemakkelijker in elkaar gezet kan worden. Zie voor het woordtype paren ook het lemma ɛparenɛ in Wld II.9, pag. 111.' [N 53, 207]
II-12
|
30245 |
onderdorpel |
onderdorpel:
oŋǝrdølpǝr (Q121c Bleijerheide)
|
De onderste horizontale regel van een raam- of deurkozijn. Voor buitendeur- of buitenraamkozijnen werd de onderdorpel vroeger meestal uit eikehout of natuursteen vervaardigd, bij binnendeurkozijnen uit vure- of dennehout, soms uit eikehout. Tegenwoordig wordt ook hardhout, kunststof en metaal gebruikt. [N 55, 7c; monogr.]
II-9
|