27271 |
ontslag nemen |
(de) papieren vragen:
papiǝrǝ vroǝgǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma]),
(zich) de papieren halen:
dǝ papīǝrǝ hoǝlǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Wilhelmina]),
de pin derop zetten:
dǝr pe.n dǝrop zɛtsǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
kundigen:
køndijǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Wilhelmina]),
nalaten:
noǝlǫsǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Als arbeider zelf ontslag nemen uit de dienst. Men moest een aantal dagen van te voren opzeggen, wilde men zonder loonverlies de werkovereenkomst verbreken. In de Belgische mijnen moest men minstens 14 dagen vooraf het mijnbestuur in kennis stellen van zijn ontslag (Defoin pag. 219). Ook woordtypen als "kundigen" of "(zijn) dagen doen" wijzen op een opzegtermijn. [N 95, 1000; monogr.; Vwo 100; Vwo 147; Vwo 148; Vwo 267; Vwo 268; Vwo 574]
II-5
|
33002 |
ontsmettingsmiddel |
kalk:
kalk (Q121c Bleijerheide)
|
Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b]
I-4
|
27856 |
ontsteker |
slaghoedje:
šlāxhøtšǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
zünder:
tsyndǝr (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Apparaat waarmee de ontploffing van springstof op gang kan worden gebracht. Het slagpijpje is een koperen buisje van 6.5 mm diameter en 4 cm lang, dat een kleine hoeveelheid ontstekingspoeder bevat. Hierin liggen twee electrische draden tegenover elkaar. Zij zijn verbonden door een kleine brug uit zeer dunne platinadraad die begint te gloeien zodra de stroom er doorloopt (Defoin pag. 141). [N 95, 411; monogr.; Vwo 212; Vwo 564]
II-5
|
28071 |
onverantwoord kolen delven |
roven:
rōvǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
stropen:
štrø̄vǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Julia])
|
Steenkool wegnemen op een plaats waar dit niet mag, of op onoordeelkundige wijze. Vooral het onverantwoordelijke aspect van het "ruppen/roppen" wordt door een aantal zegslieden benadrukt. Zo schrijft een respondent uit Q 113 dat men op de vier Oranje-Nassaumijnen met deze term bedoelde het weghalen van de kool achter de stijlen zonder ondersteuningen te plaatsen, terwijl een invuller uit Q 121 daar nog aan toevoegt dat dit op de Domaniale mijn gebeurde wanneer er te weinig wagens geproduceerd waren. [N 95A, 2; monogr.; N 95, 510]
II-5
|
25119 |
onweersbui |
donderschuil:
don⁄dersjoel (Q121c Bleijerheide),
gewitterschuil:
jewiet⁄tersjoel (Q121c Bleijerheide),
wolkenbreuk:
wolkebroach (Q121c Bleijerheide)
|
donderbui, onweersbui || onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
donderweer:
donderwäer (Q121c Bleijerheide),
gewitter (du.):
jewiet⁄ter (Q121c Bleijerheide),
jewitter (Q121c Bleijerheide),
onweer:
onwäer (Q121c Bleijerheide)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
28387 |
onzuivere kool |
aangebakken kool:
ājǝbakǝ koǝl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
aangebrande kool:
ājǝbraŋkdǝ koǝl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Julia]),
doorwassen kool:
dørxwāsǝ koǝl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
onreine kool:
onreŋǝ koǝl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
onręjnǝ kōl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Kool met steen gemengd. Het woordtype "brandstenen" werd volgens Lochtman (pag. 184) gebruikt voor een bepaald soort onzuivere steenkolen met een matte schijn. Zij branden wel, maar slecht. [N 95, 525; monogr.]
II-5
|
20557 |
ooft |
appelringen:
enk. appelrink
ap’pelring (Q121c Bleijerheide)
|
gedroogde appelschijf
III-2-3
|
20736 |
ooftvlaai |
zwarte appelvladem:
sjwazze appelvlaam (Q121c Bleijerheide)
|
Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17592 |
oog |
oog:
auw (Q121c Bleijerheide),
ooe (Q121c Bleijerheide)
|
oog [DC 01 (1931)]
III-1-1
|